De naam en het begrip "autisme" stammen van Bleuler, die een belangrijk symptoom van schizofrenie zo noemt en daaronder samenvat dat schizofrenen het contact met de omgeving verliezen en alleen "zichzelf zijn", geen levendig onderdeel van een groter geheel.
Hans Asperger
De conditie van deze elf kinderen verschilt van de reeds bekende diagnose kinderschizofrenie. De kenmerken vormen een uniek "syndroom" dat nog niet eerder gerapporteerd is. De fundamentele stoornis in deze kinderen is hun onvermogen om zichzelf op de gebruikelijke manier te verhouden tot andere mensen.
Leo Kanner
Mijn man valt ook in het spectrum. Het is pas twee jaar geleden dat hij de diagnose heeft.
Carla
Het idee van autisme is ongrijpbaar. Het is goed onderzocht, maar het blijft een mysterie wat de essentie er van is. [raadsel]
Berend Verhoeff
Synoniemen
Tegenovergestelden
In andere talen
Eind jaren dertig, begin jaren veertig werd de term voor het eerst gebruikt voor wat we vandaag de dag autisme noemen. De Zwitserse kinderarts Hans Asperger en de Oostenrijks-Amerikaanse kinderpsychiater Leo Kanner gebruikten beide, onafhankelijk van elkaar, de term van Bleuler om een syndroom aan te duiden dat leek op schizofrenie, maar volgens hen toch een andere diagnostische categorie was.
Het woord autisme is een samenstelling van de Griekse woorden "autos" en "ismos". Autos is het Griekse woord voor "zelf", zoals in het woord "automobiel" wat "zelfbewegend" betekent. Ismos is een achtervoegsel, dat gebruikt wordt op zelfstandige naamwoorden te vormen van woorden die uit een andere taal geleend zijn. Het kan wijzen op een process of toestand.
Bij Bleuler verwijst "autisme bij schizofrenen" naar (1) het proces van terugtrekking van affectieve contact met de ander naar een betrokkenheid op je zelf of (2) de toestand van zo teruggetrokken zijn.
Asperger verbindt het woord "autistisch" met "psychopathie" of "psychopatisch persoonlijkheidstype". De term "persoonlijkheidstype" verwijst naar een geheel van kenmerken die een bepaad type persoonlijkheden gemeenschappelijk heeft. Aspgerger spreekt van "typische (persoonslijkheids)kenmerken die de kinderen gemeenschappelijk hebben".
De term "pathalogie" verwijst naar een schadelijke afwijking of verstoring van een bepaalde functie. Een persoonlijkheidstype is "pathalogisch" wanneer er in het type persoonlijkheid sprake is van een verstoring van een of meerdere psychische functies.
Kanner schrijft over autisme als bestaand uit "een aantal essentiële gemeenschappelijke kenmerken die samen een syndroom vormen." De term 'syndroom' verwijst naar een ziektebeeld: een verzameling van steeds tezamen voorkomende functieverstoringen.
Bij beide verwijst "autistisch" naar "gekenmerkt door een verstoring van het affectieve contact zoals in schizofrenie".
Autisme is dus "een geheel van kenmerken die samen een persoonlijkheidstype vormen, waarvan een verstoring van de affectieve functie zoals in schizofrenie het centrale kenmerk is".
De term "ontwikkelingsstoornis" suggereert dat autisten achterlopen of hoogstens in de pas lopen met typisch ontwikkelende personen. Maar vaak is bij autisten ook sprake van een vooruitlopen op een of meerdere gebieden, bijvoorbeeld op moreel gebied of bij het leren lezen of rekenen. Bovendien is autisme niet alleen een schadelijke afwijking of vertraging in de ontwikkeling, maar ook een evolutionair voordelige afwijking en versnelling in de ontwikkeling. Autisme is dus eerder een ontwikkelingsafwijking dan alleen een schadelijke ontwikkelingsstoornis. De term 'Autism Spectrum Condition (ASC)' is daarom meer gepast.