Mijn eerste vriendinnetje
Jeanie was mijn eerste vriendinnetje, met haar speelde ik in de zandbak, op straat, bij ons thuis. Een lief meisje met zwart krulhaar en donkere ogen. Als ik aan haar terugdenk, voel ik een soort verwantschap, vertrouwdheid.
Later zijn wij verhuisd en ik heb haar nooit meer teruggezien.
Wie is de baas?
Op de nieuwe school werd Marian mijn vriendin. We speelden eigenlijk niet samen, maar deden naast elkaar ons eigen ding: zij met haar postzegelalbum, ik met het mijne. Allebei een kleurplaat en onze eigen doos kleurpotloden. We hadden wel eens strijd over wie van ons de baas was, wie het voor het zeggen had. Soms zij, soms ik.
Bij Jeanie was het duidelijk dat ik de baas was. We speelden bij mij thuis, niet bij haar, ik had het speelgoed. Zij kwam uit een groot gezin en was gewend zich aan te passen.
De diepte in
Natuurlijk is het belangrijk dat je achtergrond en je interesses overeenkomen, maar samen ‘de diepte’ in gaan is voor mij een wezenlijk element in een vriendschap. Ik heb nu een paar goede vriendinnen. We kunnen naar elkaar luisteren, hebben oprechte belangstelling voor elkaar. Ik voel me gezien en gehoord.
Een goede vriendin kwijtgeraakt
Middenin het proces rond mijn diagnose autisme, ongeveer een jaar geleden, ben ik een goede vriendin kwijtgeraakt. We hadden afgesproken in een lunchroom en wisselden recente ervaringen uit, zoals we dat altijd deden. Ik vertelde enthousiast over nieuwe inzichten die ik had gekregen, over wat het voor me betekende om autistisch te zijn. Over de confrontatie met iemand in een meditatieve zanggroep die veel en hard zat te praten. De recente ontdekking van autisme had een gerechtvaardigde woede bij mij losgemaakt, zo voelde het toen. Wanneer mensen over mijn grenzen heen gingen, moest ik daarop reageren. Ik had gevraagd of hij zijn mond wilde houden, omdat ik last van hem had.
Ik zag haar terugdeinzen, in haar ogen zag ik dat ze moeite had met wat ik vertelde.
Toen ik vroeg of dat klopte, ontkende ze eerst. Maar ik beschreef wat ik bij haar zag gebeuren en dat herkende ze toch wel. Ze was geschrokken en had er moeite mee, vertelde ze. Ik was erg heftig en boos, al was het niet op haar. Ze zag me liever zoals ik voorheen was: rustig, luisterend en analyserend.
Ik stopte met praten, werd stil. Ik besefte welke keuze ik had, of ik wel verder wilde gaan met iemand die zich niet kon voorstellen hoe verwarrend dit proces voor mij was, hoe moeilijk ik het ermee had. Te weinig belangstelling, te weinig begrip!
Dat werd voor mij een breekpunt. Dan ben ik liever alleen, op mijzelf kan ik vertrouwen.
Een thema
Ook het beëindigen van vriendschappen is een thema geworden. Hoe leuk het was met Amy, maar dat we alles steeds op haar manier moesten doen. En met Wimi stopte het, omdat zij wilde dat haar man er altijd bij was als ik bij haar thuis kwam, en ik hem niet aardig vond. Of hoe het ging met Pina, die andere ideeën had over vriendinnen zijn en mij niet emotioneel genoeg vond.
Het maakt dan niet uit wie van ons tweeën de vriendschap heeft verbroken. Bij ieder van hen voel ik, hoe ik ze in mijn hart had gesloten en hoe ik ze daaruit heb losgetrokken.
Met de informatie die ik nu heb over mijn autisme, zie ik dat er steeds dezelfde thema’s spelen in mijn leven. Dat de dingen op mijn manier moeten gaan. De vriendinnen worden schaarser, het onderhouden van de vriendschap kost mij steeds meer moeite. Meestal ben ik alleen. Gelukkig ben ik mijzelf genoeg en kan ik ook genieten van mijn eigen gezelschap.