Bang
Vlak bij mijn huis is een park. Een gewoon parkje, met een vijver, planten en bomen. En heel veel onkruid. Het ergste is de ingang. Daar tieren de brandnetels welig. Anderhalve meter hoog. Op een dag ben ik het zat. Voordat ik ga wandelen, pak ik snel mijn snoeischaar. Als ik bij de ingang kom, stop ik bij de brandnetels. Ik pak mijn snoeischaar en start met afknippen. Heel voorzichtig om me niet te prikken, want ik heb er niet aan gedacht om handschoenen mee te nemen. Daar gaat de eerste brandnetel. Vervolgens de tweede. Ondertussen kijk ik schichtig om me heen. Komen er geen mensen aan? Wat zouden ze van me denken? Mag dat eigenlijk wel, brandnetels in het park afknippen? Na een poosje klopt m’n hart in mijn keel van de spanning. Het is mooi geweest, ik stop. Ik kijk naar de stukken die ik heb afgeknipt en schud mijn hoofd. Die moet ik maar laten liggen.
Boos
Het is een week later. Ik ben bezig geweest met traumaverwerking. Verwerken dat de kinderen in mijn klas me anders vonden en mij pestten. Ook al is het 25 jaar later, ik weet het nog precies. Ik voelde me ook anders. Toen kon ik het nog geen naam geven, nu weet ik dat een deel van het anders-zijn autisme heet. Zij snapten mij niet, ik snapte hen niet. Waar ik jaren geleden dacht dat dat aan mij lag, weet ik nu dat ze het recht niet hadden om me zo te behandelen. Daardoor ben ik nu eindelijk in plaats van bang, boos. Heel boos. Ik besluit mijn woede te gaan koelen op die stomme brandnetels. Dat is beter dan boos blijven. Dit keer bereid ik me goed voor: ik neem de snoeischaar én een paar handschoenen mee. Als ik aankom bij de ingang, zie ik twee dingen. De stukken brandnetels die ik heb afgeknipt en op de grond heb laten vallen, zijn verdord. Maar ik zie ook wat anders. De stukken van de brandnetels die nog in de grond staan, zijn opnieuw uitgelopen. In plaats van één tak, zitten er nu vijf takken aan iedere stengel. Dat afknippen werkt dus niet. Het moet weg, eruit! Net als mijn boosheid. Dit keer knip ik de brandnetels niet alleen af, maar trek ik ook de wortels uit de grond. Terwijl ik ze eruit trek, zeg ik tegen mezelf dat iedere brandnetel een nare herinnering is. Ik geef er een flinke ruk aan. Daar gaat de eerste. De tweede. De derde. Ik voel mijn hoofd lichter worden. De boosheid neemt af. En de brandnetels hebben mij een wijze les geleerd: nare herinneringen wegstoppen, werkt niet. Brandnetels worden alleen maar groter wanneer je ze afknipt, en de wortel laat zitten. Weggestopte nare herinneringen, daar krijg je ook steeds meer last van als je ouder wordt.
Blij
Twee weken later loop ik weer in het park en ik kijk om me heen. Hé, het lijkt wel alsof die rozen er veel mooier bij staan. En wat zijn die struiken mooi. Langzaam maar zeker besef ik wat er gebeurd is. Het onkruid is weg! Er zijn ook andere mensen aan de slag gegaan met het verwijderen van het onkruid. Verwonderd kijk ik om me heen. Wat is het hier mooi geworden! Als ik aankom bij mijn brandnetelveldje, is er geen brandnetel meer te bekennen. Alles is weg, uitgewist. En met die gedachte vloeit ook het laatste restje boosheid weg.
Wat een prachtige blog Mariëtte! Proficiat!
Mooie metafoor.
Wat een mooi blog Mariëtte! En wat leuk om te lezen dat je, naast je eigen traumaverwerking, een beweging in gang hebt gezet in het park en dat jouw boosheid verwerken zoiets moois oplevert.