Rotsige bergtop
Ik sta op een rotsige bergtop. Een smal dal, volgens de kaart nog geen honderd meter breed, scheidt mij van de overkant. Over het dal is een koord gespannen. Vier atleten hebben de tocht naar de overkant volbracht. Zij liepen over het koord als was het een brede brug. Nu is het mijn beurt. Een kaalschedelige heer schuift een tablet onder mijn neus. ‘Slechts 42 procent van de respondenten denkt dat u de overtocht zonder kleerscheuren zult volbrengen. Daarmee scoort u beduidend minder dan uw concurrenten.’ Dan verschijnt er een schakelklok. Nog tien seconden, nog negen, nog acht…
De wind verzucht dat hij het lange liggen beu is en dat hij op wil steken. Niet dat dat mogelijk is; de klimatologische omstandigheden worden hier tot in het uiterste beheerst.
Aftasten
Nog vier seconden, nog drie, nog twee, nog een. Mijn rechtervoet tast het koord af. Dertig stemmen steken van achteren in mijn schedel, boren zich een weg naar de kern van mijn hersens. ‘Dit kun je niet. Je gaat de overkant nooit halen. Je evenwicht is van kinds af aan een zwakke plek. En je hebt al veel teveel gedaan vandaag. Je bent opgestaan; je hebt je omgekleed; je hebt ontbeten in de eetzaal van het hotel; je hebt een praatje gemaakt met de ober en de receptionist; je bent in een veel te volle bus naar deze top gehobbeld, een koor van schreeuwende stemmen buitelde over elkaar heen, een oud vrouwtje snauwde je toe dat je nog gevaarlijker was dan een lawine; je hebt hier zeker een halfuur in de rij gestaan; je hebt een tablet onder je neus gekregen.’
En ik, ik ben sterker dan de stemmen. Voetje voor voetje schrijd ik wankelend voort over het smalle koord dat mij met de aarde verbindt. Tot de wind zich op zijn zij draait. Ik
tuimel, ik duikel
ik val in het dal, of nee
dit is geen vallen
dit is blijven zweven
en dertig stemmen schreeuwen
dwars door mijn schedel, val dan toch
sla om mij niet te pletter, maar val
voel de grond onder je lichaam.
Angst voor de val
En ze hebben gelijk, die stemmen. Het vallen is niet eng. Ik heb het vaak genoeg gedaan om te weten dat ik daarna weer op zal staan. In de leegte voor de val, daar expandeert mijn angst. En ik zweef
nog steeds, en hoe graag ik het ook zou willen
ik kan nu niet vallen
om mij vormt zich een cocon, of nee
een eierschaal, glasachtig
mijn voeten klampen zich vast aan de bodem
mijn rug leunt tegen de buik
mijn eierschaal omhelst mij
uit het dak groeit een snoer
met een haak
hecht hij zich
aan het koord
het snoer rolt zichzelf op
onder mijn eierschaal vormen zich kraaienpoten
precies groot genoeg om stevig op het koord te staan
nog even, dan ga ook ik uit verlangen.
Lenig zet mijn eierschaal zijn pootjes op het koord. Struis stapt het naar de rots waar vier atleten op ons wachten. Ik draai naar de stemmen, werp ze kushandjes toe. Ze zwaaien vaarwel: ‘Ga, mijn vriend, ga, hoe vaak je ook valt, je zult altijd weer opstaan.’
Prachtig!
Dank Sabine!
Hallo Douwe, Als ik je blog lees moet ik (zoals wel vaker) even denken of je het nu echt meegemaakt hebt of dat het uit het fantastische brein van de auteur komt, dus bedacht is. Natuurlijk bedoel ik niet het zweven i.p.v. vallen, maar de uitdaging van zo’n diep dal oversteken op een constructie waar je wel vertrouwen in moet hebben. Ik heb ook pas het boek van Peter Vermeulen besteld over autisme en het voorspellende brein. Met de mooie ondertitel: “Absoluut denken in een Relatieve wereld“. Dat moet ik nog gaan lezen, dus misschien heb ik dan meer inzicht… Lees verder »