Inhoudswaarschuwing
Deze blog bevat referenties naar zelfbeschadiging en suïcidale gedachten.
Mocht u daar zelf ook last van hebben, schroom niet contact op te nemen via https://www.113.nl/ of bel 0800-0113.
Bloed
Ik had alle pillen die ik in huis had ingenomen en een afscheidsbrief geschreven. Gelukkig heb ik het overleefd, ik had niet veel medicijnen in huis. Alleen een hoop paracetamol en een strip oxazepam. Ik sneed mezelf en druppelde bloed over de afscheidsbrief. Het was prachtig. Alles was toch maar een illusie en op deze manier kon ik de illusie doorbreken en Verlicht worden.
Krijger
Meer en meer verloor ik de grip op de realiteit. Inmiddels bevond ik me in een demonische wereld. Een wereld waarin ieder voor zich leefde en elkaar vermoordde om te overleven. Ik vertrouwde niemand meer, ook mijn eigen ouders niet. Ik stuurde een appje naar een vriend genaamd Mitch. Hij antwoordde dat hij er zo snel mogelijk aan kwam en dat ik een tent moest pakken om mee te nemen.
Ik vertrouwde ook Mitch niet meer. Ik moest hier weg. Zo snel mogelijk! Het is hier niet veilig. Ik pakte mijn rugzak in met water en wat kleren en ging op reis. Mijn hond, een witte herder, nam ik met me mee. Ik verfde zijn vacht rond zijn kop rood: de kleur van bloed. Het was een krijger. Hij beschermde me. Zo snel ik kon, vertrok ik. Ik wiste alle bestanden van mijn telefoon en gooide hem zo ver als ik kon de maïsvelden in. Ik liep het bos in. Snel naar de grens, weg uit dit land. Vluchtend voor de krankzinnigheid.
Slaap
Uren en uren liep ik tot mijn voeten er pijn van deden. Ik kwam op een grasveld uit. Het was inmiddels pikkedonker. Daar wilde ik overnachten. Ik ging op de grond liggen en gebruikte mijn rugzak als kussen. Maar toen ik op de grond lag, hoorde ik ratelslangen. Ik kon hier niet blijven. Ik kon ook niet verder. Ik moest terug. Ik liep langs een veld waar ik plots dichtbij hard gestommel van een groot beest hoorde. Ik was op mijn hoede. Ik pakte een grote tak van de grond, klaar voor de aanval. Ik liep langs de plek waar ik het beest had gehoord. Gelukkig was het weg.
Ik liep verder door het donker, tot ik langs een huis kwam. Eindelijk gered! Ik wilde aanbellen en hulp vragen maar kon geen bel vinden. Ik liep naar de achterkant van het huis. Daar kwam een grote, luid blaffende hond wild op ons afrennen. Zelfs mijn hond was erdoor geïntimideerd. We vluchtten snel weer het bos in. Daar liepen we vermoeid verder, tot we bij een hutje aankwamen. Een overdekt bankje. Perfect om te slapen. Ik ging op het bankje liggen. Zo viel ik in een onrustige slaap. Ik werd wakker van mijn hond die gromde. Hij had iets gehoord. Hij waakte over mij. Gelukkig was het loos alarm en sliep ik verder.
Duister
Die volgende ochtend was het nog heel vroeg. Ik had het ijskoud. Ik moest gaan wandelen om het warm te krijgen. Ik besloot terug naar huis te gaan. Overal om ons heen hoorden we geritsel van wilde dieren. Ik was doodsbang. Er kwam een auto aan. Ik liftte. Hij reed door. Ik liep verder. Ik was verdwaald. Ik volgde mijn intuïtie en toevallig liep ik de goede kant op. Mijn beste vriend Joey zag me lopen met mijn rood geverfde hond, mijn haren sluiks langs mijn gezicht en een blik alsof ik net uit een horrorfilm was gestapt. Hij schrok zo dat hij doorreed.
Joey was zo diep geschokt, dat hij vervolgens drie volledige dagen zwaar depressief op zijn kamer heeft gelegen omdat hij er niks van begreep. Ik reageerde ook niet meer op z’n appjes. Die blik in mijn ogen was duivels, intens woest en vooral heel erg duister. Mijn hoofd omlaag en mijn blik naar voren. Dat was eng en heeft diepe indruk op hem gemaakt. Hij vergeet dat beeld nooit meer…
Moord
Ik was weer thuis, eindelijk. Doodmoe ging ik in bed liggen. Tot ik al snel de motor hoorde van een auto die voor mijn huis stopte.
Het was Mitch. Hij hoorde mijn verhaal aan en ging meteen op zoek naar mijn telefoon. “Niet met de iPad gooien”, zei hij nog. Het brein kent geen ‘niet’. Toen hij weg was, gooide ik met zijn iPad. Ik trok een shirtje aan met een aliën erop. “I eat brains” stond erop. Ik deed het legerpetje op, dat ik in de bossen had gevonden. Ik ben een monster. Ik vermoord iedereen op mijn pad. Ik eet hun vlees. Ik at filet americain, rauw vlees. Mitch ik vermoord je. Ik ben bloeddorstig. Ik moet bloed. Ik word krankzinnig. Ik ben bezeten, bezeten door de duivel. Dit is een nachtmerrie. Met graffiti schreef ik ‘Niets is wat het lijkt’ op het raam.
Mitch kwam terug zonder telefoon. Hij bekeek me van top tot teen en zei: “Kijk me eens aan”. Ik keek hem diep in zijn ogen, ik straalde een en al kracht uit. “Wauw…” wist hij uit te brengen. We zaten samen op de bank. Plotseling schoot ik overeind, pakte zijn kraag aan twee kanten vast en wurgde hem. Ik zei: “Je hebt één keus: of je gaat nu weg, of ik vermoord je”.
Wordt vervolgd.