Een vulpen, een klein notitieboekje (zachte kaft, wel gebonden), het zachtgele kunstlicht, gesloten gordijnen: alles is in gerede orde om het grote wonder te doen geschieden. Het is een ernstige zaak: hier moet geschreven worden.
De eerste zinnen
Dan tuimelen de eerste woorden het papier op, zonder dat zich een onderwerp heeft aangekondigd. Toch lijkt hun aanwezigheid niet op een misverstand te berusten, in tegendeel: ze hebben zich zo georganiseerd dat ze een zin vormen: “Een vulpen, een klein notitieboekje (zachte kaft, wel gebonden), het zachtgele kunstlicht, gesloten gordijnen: alles is in gerede orde om het grote wonder te doen geschieden.” Ik laat de zwerm woorden door mijn hoofd cirkelen, op zoek naar betekenis. Min of meer intuïtief volgt de tweede zin: “Het is een ernstige zaak: hier moet geschreven worden.” Aha… oké… er gaat geschreven worden over het schrijven. En nu?
Wachten op de gedachte
Tsja… en nu… Nu begint het wachten op de gedachte die geschreven wil worden. Want dat is waarmee wij hier van doen hebben: een uitgeschreven gedachte. En tot nu toe is het een brij. Ja, dat is de gedachte: het is een brij. Al mijn schrijven begint met een brij. Geen vermoeden, geen plan en al helemaal geen hoger doel.
Extra prikkels
Zo vaak krijg ik de opdracht om mijn afwas op tijd klaar te hebben, om mijn studeerkamer te schrobben, om goed voor mijn planten te zorgen, om op tijd op het werk te verschijnen, om hard genoeg door te werken, om een ruimdenkend en flexibel burger te zijn. Al die extra prikkels die ik door mijn autisme moet verwerken, maken dat mijn hersens, om het dagelijks leven te doorstaan, topsport moeten bedrijven.
Begrijp mij niet verkeerd. Voor een deel zijn het opdrachten die ik mijzelf opleg. Of ik zie het nut er wel van in. Maar soms kraakt er iets, ergens diep onder mijn schedel, een zacht kraken dat klimt tot een knetterpartij – heb ik pen en papier bij de hand?
Topsport
Het aangename aan het schrijven met pen en papier is dat het mijn hand in staat stelt verder te denken waar mijn hersens ophouden. Mijn hersens kunnen bijvoorbeeld denken: wij zijn bereid om veel te geven. Wij zijn topsporters. Maar mijn rechterhand schrijft: wat hebben wij nodig om veel te kunnen geven? Een topsporter heeft bakken zuurstof nodig om zijn prestaties te kunnen leveren – waar halen wij onze zuurstof vandaan? En ook een topsporter heeft af en toe rust nodig om die zuurstof tot zich te kunnen blijven nemen. In rust kun je zoveel dieper in- en uitademen. Rust is controle.
Controle en rust
Ik ben bereid om ongekend hard te werken, al zal ik af en toe de rust moeten hervinden. En die rust vind ik misschien nog wel het meest in schrijven. Want de cadans van het schrijven, geeft mij de controle en controle is rust. Schrijven brengt mij op adem. Ik schrijf om te overleven.