Verkeersinformatie
De kleine platte kerstboom bungelde vrolijk aan de achteruitkijkspiegel. Het ding was wijnrood en ooit gekocht om de stoffige geur in onze Lada tegen te gaan. Zonder al te veel succes overigens. Ik zat op de passagiersstoel, naast mijn vader, te genieten van het zonnige weer en een beetje met de radio te spelen. Doordat de grote antenne op het dak van onze auto afgebroken was (nog altijd verdenk ik enkele buurtkinderen), was het moeilijk om een zender te vinden. Met als gevolg dat we meestal cassettebandjes draaiden, bijvoorbeeld over de eend Alfred J. Kwak. Maar op die dag had ik geluk en vond ik een frequentie waarop iemand met een opgewonden stem een aantal extra verkeersopstoppingen aankondigde. Wat mij betreft had dat niet gehoeven, ik hou niet van mensenmassa’s en drive-in party’s, maar andere mensen blijkbaar wel. Gelukkig is er de radio, die je precies vertelt waar je heen moet rijden als je je wilt vermaken in een file. Ik moest lachen om de overenthousiaste omroeper en straalde van vreugde toen ik dacht aan al die mensen die nu zo gelukkig bij elkaar waren, superlangzaam rijdend of zelfs stilstaand met hun auto’s. Wat was de radio toch een geweldige uitvinding!
Net anders
Ik moet een jaar of acht zijn geweest, een mollig meisje met lang pluishaar dat altijd in de knoop zat en voor mijn ogen hing. Via de wiebelende zender nestelden beelden en gedachten zich in mijn hoofd, als legoblokjes voor mijn eigen verhalen. Hoewel ik ogenschijnlijk in dezelfde wereld leefde als de mensen om mij heen, was het voor mij heel duidelijk dat ik er niet bij hoorde. Uit ongeveer dezelfde elementen bouwde ik een verhaal op over mezelf en mijn omgeving dat consequent nét anders was. Misschien was dat de reden waarom mensen – vooral volwassenen – vaak lachten als ik iets probeerde uit te leggen. “O, dat meisje is een beetje maf, echt een kind van haar vader”. Achteraf denk ik dat zulk commentaar niet alleen over de inhoud van mijn uitleg ging, maar dat ook mijn taalgebruik voor verwarring zorgde. Ik kon een spraakwaterval zijn, en schijn op de kleuterschool een lezing te hebben gegeven over de verschillen tussen stoomtreinen en elektrische treinen. Bovendien leerde ik mezelf wat “Engels” van de spelletjes en andere programma’s op onze 386. Het was type-commando Engels en uitgesproken alsof het Nederlands was – “takuh ke-ij”, “look in suit kasuh”. Nét anders dus.
Mede-kleuters
“Waar kom je vandaan?” vroegen de andere kleuters me vaak. Dan begon ik het ze uit te leggen, het huis op de hoek, met de modeltreinen achter het raam en de spoorbielzen in de tuin…. “Nee, nee”, onderbraken ze me, “waar kom je echt vandaan?”. Ik begreep geen woord van wat ze zeiden. Maar om eerlijk te zijn, snapte ik het meeste van de andere kinderen toch al niet. Ze waren zo luidruchtig, zo onvoorspelbaar en zo wild. Telkens als ik er eindelijk in geslaagd was om de verschillende speelgoedauto’s in de juiste kleurvolgorde te leggen, gooiden ze het weer overhoop. En als ze met het speelgoed speelden, maakten ze vreemde geluiden waar ik bang van werd. Het leek wel of ze deden alsof ze stem gaven aan de poppen en auto’s waarmee ze speelden, wat voor mij superverwarrend was, want iedereen weet dat poppen en auto’s niet kunnen praten.
Boekjes lezen
Het minst hectisch en stressvol in de klas waren de boekjes, maar die mocht ik van de lerares niet lezen, want, zoals ze zei, daar was ik “te klein” voor. Dat was ik niet, integendeel, ik was nogal mollig, dus haar uitspraak sloeg helemaal nergens op. En al was ik wel klein geweest, wat dan nog, wat maakt het uit? De leraren leken voortdurend vreemde en onlogische regels uit te vinden die uit het niets kwamen, en enkel en alleen in het leven geroepen waren om mij te narren. Ik trok me er niks van aan en las in het geniep. Dan werd de lerares boos en stuurde ze me naar de gang. Maar ook dat was voor mij net anders. Eerlijk gezegd was het vaak een opluchting voor me om de klas uitgestuurd te worden, want op de gang kon ik eindelijk een beetje uitrusten. De verschillen in begrip en wereldbeeld tussen mij en mijn omgeving zorgden voortdurend voor misverstanden en dat was enorm vermoeiend voor mij. Ook omdat ik die verschillen niet begreep; ik had geen idee waar ik “echt vandaan” kwam en waarom ik net anders was.