Pittenzakjes
Eén voor één vallen de gekleurde pittenzakjes op de grond. Heel even lukte het me om ze hoog te houden, daarna ging het onherroepelijk mis. Eigenlijk had ik niet anders verwacht; ik kan ook helemaal niet jongleren!
Toch was dat de opdracht die ik kreeg van mijn therapeut. Terwijl ik me bedacht dat het vast nooit goed zou komen, met pittenzakjes jongleren is nog lastiger dan met balletjes, schrok zij toen ik de zakjes op de juiste manier in mijn handen nam. Ze had niet verwacht dat ik het zou kunnen. Dat liet ze mij alleen nog niet merken.
Falen
‘Mag ik er al mee ophouden?’ vraag ik na een paar mislukte pogingen. ‘Het lukt niet en ik voel me hier echt heel ongemakkelijk bij.’ Vooral dat laatste is waar. Ik houd er al niet van als dingen mislukken, maar het toch moeten proberen, terwijl iemand anders toekijkt, is verschrikkelijk. Het is falen in het kwadraat.
Mijn therapeut kijkt begripvol als ik uitleg wat er allemaal in mijn hoofd omgaat. Of het makkelijker zou zijn als zij vijf minuten op de gang zou gaan zitten? Nee, want dan zou ik me opgejaagd voelen en bovendien zou ik in zo’n korte tijd toch niet goed leren jongleren.
Meevaller
Pas dan vertelt ze dat zij juist heeft gezien dat ik het wél kan. Misschien niet zo lang, soepel en vloeiend als ik graag zou willen, maar ik begon in de goede positie en paste ook de juiste techniek toe, zegt ze. Daarmee was ik al veel verder dan de meeste anderen aan wie ze de opdracht had gegeven. Die komen vaak niet eens tot gooien, laat staan tot vangen.
Verbaasd kijk ik haar aan. De gedachte dat iemand minder goed zou kunnen jongleren dan ik, was nog helemaal niet in me op gekomen. Het is misschien egocentrisch, maar ik neem mijn eigen vaardigheden vaak als uitgangspunt. Vervolgens ga ik ervan uit dat anderen even goed zijn als ik, of beter. De andere kant op denken kan ik niet. Dat komt simpelweg niet in me op.
Kleine stapjes
Op een bord tekent ze een lijn, met links het startpunt en rechts het doel. Daarboven een boog om aan te geven hoe ik in één sprong vanuit het niets mijn doel wil bereiken. Met allemaal kleine boogjes tekent ze de tussenstappen die daar echter voor nodig zijn. En hoewel ik me een kneus voel als het op jongleren aankomt, zet zij voor mijn vaardigheden een kruisje op, nee, zelfs óver het midden. Ik kan het misschien nog niet helemaal, maar ik ben wel goed op weg.
Heel langzaam valt het kwartje. Ik hoef niet alles te kunnen. Wat ik toch wil leren, kan ik me in stapjes eigen maken. Bovendien: ik kan al meer dan ik denk. Echt verheffende gedachten zijn het niet. Enorm vernieuwend zijn ze evenmin, als ik heel eerlijk ben. Nu moet ik er alleen nog in gaan geloven. Gelukkig mag ik ook dat in kleine stapjes leren.