De behandelkamer
Eduard Ramakers gelooft in reïncarnatie en is bij gebrek aan beter mijn therapeut. Ik zit op een bank die hij vermoedelijk heeft overgenomen van een Freudiaanse psychiater. Alsof hij eerder van plan is de krant te lezen dan mij van goede therapie te voorzien, zit hij in zijn negentiende-eeuwse fauteuil. Aan de fauteuil hangt een grote rode knop. Achter hem staat een boekenkast, goedgevuld met werken die hij waarschijnlijk nooit gelezen heeft, waaronder een heleboel delen van de Bouquetreeks. Het raam aan de rechterzijde lijkt nogal ver naar binnen te komen waardoor de kamer krap aanvoelt. Aan mijn linkerhand is de dubbele deur in het slot gevallen, daarboven brandt een lamp. Naast de deur hangt een onooglijk schilderij van een eenzame heremietkreeft om het beeld te completeren.
Schreeuwend lichaam
Ik wil hier weg, maar de deur zit op slot. ‘Hoe komt het toch… hoe komt het toch… hoe komt het toch…’ mijn mond, tong, keel, longen, middenrif en buikspieren sputteren tegen alsof zij het binnen willen houden.
‘Hoe komt wat?’, vraagt Ramakers. ‘Zeg het maar. Bij mij bent u veilig.’
‘Hoe komt het toch… hoe komt het toch dat… hoe komt het toch… dat mijn lichaam en geest in een voortdurende tweestrijd verwikkeld zijn.’
‘Wat bedoelt u daarmee?’
‘Nou, laatst nog… een paar maanden geleden. Ik liep na een intensieve ochtend de stad in. Of eigenlijk… nee, ik liep niet… de grond onder mij bewoog. Vrachtwagens, bussen, auto’s en scooters vlogen aan alle kanten langs mij heen. De stoep hield op, het asfalt begon. Opeens hoorde ik getoeter en geschreeuw: “Kijk uit je doppen man! Of heb je geen ogen?” Ik strompelde naar de overkant en glipte een lunchtent binnen. Ik heb daar wel drie keer moeten bestellen. Honger komt pas als het veel te laat is.’
Hij knikt, moedigt mij aan om verder te spreken. ‘Een paar weken later’, begin ik, ‘een paar weken later had ik buikgriep. Het kotsen duurde gelukkig maar twee dagen. Maar in de weken daarna raakten al mijn spieren, van maag tot kaak, compleet verkrampt als ik alleen al een boterham zag. Alsof mijn lichaam nooit op een aangenaam volume met mij spreekt, altijd te zacht of te hard.’
Vorig leven
Ramakers vouwt zijn handen tot een kommetje, weegt de lucht, wiegt zijn armen alsof hij een baby vasthoudt. ‘Ik voel iets’, zegt hij. ‘Iets uit uw vorige leven komt tot mij.’
‘… Alsof ik dat heb gehad: een vorig leven…’
‘In uw vorige leven bent u een heremietkreeft geweest.’
‘Welja. Dat zegt u alleen omdat hier een heremietkreeft hangt.’
‘Nee, echt. U was een eenzame heremietkreeft. Sommige exemplaren torsen een zeeanemoon op hun schild, brengen een symbiotische relatie tot stand waar beide dieren voordeel van hebben. De zeeanemoon eet mee van de voedselresten van de kreeft in ruil voor bescherming tegen aanvallers met stekende tentakels. U weigerde zich te laten beschermen door een zeeanemoon en daarom werd u veelvuldig aangevallen. Zo weigert uw geest ook een relatie aan te gaan met uw lichaam, daarom is uw geest gevoelig voor aanvallen, voor overprikkeling. Uw geest vertrouwt uw lichaam niet. Daarom durft het hem niet te voeden, niet in beweging te brengen. Uw geest houdt uw lichaam stil, omdat het soms te hart schreeuwt. Lichaam en geest ondervinden daar hinder van. Om werkelijk tot wasdom te komen zult u een symbiotische relatie tussen lichaam en geest moeten bouwen.’
‘En hoe doe ik dat?’
‘Ik zal u naar boven brengen.’
Lift
Zonder poeha drukt hij op de grote rode knop aan zijn stoel. Het piept, het kraakt, de bodem trilt. Langzaam worden we opgetild. ‘Wat heeft dit te betekenen?’, vraag ik.
‘Dit hoort bij de therapie, bij de ervaring. Ik breng de klanten naar boven als symbool voor hun innerlijk hemelgewelf.’ Ramakers ratelt door, maar ik heb geen idee meer wat hij zegt. Het zal mij ook een worst wezen. Na een minuut of vijf is de kamer zo’n vier meter hoger dan aan het begin van de sessie.
Hij trekt aan het middendeel van de boekenkast, zoals je een deur opent. Nee, het is een deur, een poort naar een donkere gang met een lange trap naar beneden. Voor we afscheid nemen staat hij erop een nieuwe afspraak te maken voor over drie weken. Of ik daar behoefte aan heb, doet er niet toe. Terwijl ik de trap afdaal – mijn vrijheid tegemoet – denk ik: misschien klopt het wel, misschien moet ik de relatie met mijn lichaam symbiotisch gaan inrichten. Ik heb nog een heel leven om uit te zoeken hoe.
Ik ervaar je blogs telkens als het begin van een boek waar ik gretig in door wil lezen, en ik kan alleen maar hopen dat je blijft schrijven. Dit keer voel ik een verwantschap met Murakami, waar ik veel boeken van verslonden heb. Het achterdocht dat je hier beschrijft tussen lichaam en hoofd, spiegelt zich bij hem in een achterdocht tussen de wereld in het hoofd, en de wereld om ons heen. Het lijkt erop dat jij dat nu nog ervaart als avontuurlijk en welhaast mystiek – en dus intrigerend? Klopt dat? Want dan zou jouw autistische ervaring dus een… Lees verder »
Beste Maarten,
Mijn autistische ervaring is inderdaad de voornaamste bron van mijn literaire creativiteit. Met andere woorden ik heb de literatuur nodig om grip te krijgen en te houden op mijn autisme; schrijven is voor mij een levensader.
Het werk van Murakami heb ik nog niet gelezen, daar kan ik dus weinig over zeggen. Door je inspirerende reactie komt dat wel hoger op mijn lijstje.
Groeten,
Douwe Wilts
Heeeej Douwe, geen krijtmannetjes deel 2? Ik denk dat dit een blog in een themaweek of zoiets is, want er was ook al 1 extra blog verschenen op 1 oktober. Weet jij vast wel iets van als hoofdredacteur 😉 Maar even over deze blog, over een therapeut bij gebrek aan beter. Voor mij voelt het alsof die niet echt veel ervaring heeft met autisme. Ik vermoed ook dat hij bij meerdere cliënten een praatje over de heremietkreeft heeft (gekoppeld aan wat er boven water komt) Misschien heb je meer aan de veelzijdige verhalen die we elkaar vertellen als… Lees verder »
Deze blog is inderdaad verschenen in het kader van de themaweek over autisme en het lichaam; het tweede deel over de krijtmannetjes verschijnt later deze maand. Over de rode knop: dat komt waarschijnlijk nog aan bod in latere blogs met deze fictieve therapeut (daar is een duidelijke reden voor en het heeft niets te maken met John de Mol). Alleen lopen, schrijven en trommelen doen mijn lichaam automatisch. Bij de rest moet ik daar min of meer bewust over nadenken. Het lijkt mij heerlijk als mijn lichaam de afwas automatisch uitvoert en daarover weinig aan het brein vertelt, maar juist… Lees verder »
Weer een mooi voorbeeld van de veelzijdigheid dat jij meer een man van de klok bent en ik de natuurlijke tijd eigenlijk het liefste heb. Net zoals je Chaos versus structuur hebt gedeeld in de duoblog met Sabine.
Groet,
Hans
Zo is het maar net.
Groeten,
Douwe