“Ja, jij hebt wel een soort van humor”, zei een vriendin tegen me. Dat vond ik wel grappig, want tot dan toe had ik haar gevoel voor humor juist nogal afwezig gevonden. Wij hadden dus verschillende soorten humor.
Uitgelachen
De laatste keer dat ik me uitgelachen voelde, was drie jaar geleden. In de cursus Italiaans die net was begonnen, vertelde ik dat ik een Italiaanse film met ondertitels goed had kunnen volgen en hoe goed ik sommige woorden al kon verstaan. Zo kreeg ik de hele klas aan het schaterlachen. Ik had mijn opmerking serieus bedoeld. Maar met het idee dat ik autistisch zou zijn, en dat dat de oorzaak was van het misverstand, was ik toen nog niet bezig.
Uitlachen doe je vanuit een gevoel van superioriteit, de ander is dom en onhandig. Uitgelachen worden is me wel vaker overkomen, en ik voelde me er iedere keer onprettig bij. Pas achteraf besefte ik dan, dat ze het waarschijnlijk niet kwaad bedoeld hadden.
Balanceren
Humor is een balanceeract, het kan ook voelen als iets tussen samen lachen en uitlachen in. Als ik dat opmerk, ben ik eerst verbaasd: Waarom lachen ze nou? Zou het daarom zijn? Is dat een grappige situatie? Wanneer ik het dan snap, kan ik meelachen – of me gekwetst voelen.
Wanneer is iets humor? Bij mij komt het soms naar boven, als een blij gevoel. Het relativeert de werkelijkheid en maakt hem lichter. Voorwaarde is wel dat ik mij ergens veilig voel en samen ben met de juiste mensen. Met behulp van beelddenken, woorden letterlijk nemen en onverwachte associaties kan ik soms ad rem uit de hoek komen.
Vroeger op school
Op de middelbare school maakte ik echt gebruik van mijn vermogen om de humor van een situatie in te zien. In de klas maakte ik wel eens grapjes die gewaardeerd werden. Tijdens een excursie met school werd er omgeroepen dat de leerlingen van onze school weer terug naar de bussen moesten gaan. Ik ben toen naar de balie gegaan, en heb laten omroepen dat ook de leraren van onze school weer terug naar de bussen moesten gaan.
De leraren tolereerden het, omdat ik netjes binnen de marges bleef van wat een braaf meisje mag zeggen. Door de andere kinderen voelde ik me dan geaccepteerd, bij vlagen zelfs ‘cool’.
In andere situaties, bijvoorbeeld tijdens de wiskundeles, werd ik ook wel eens uitgelachen. Na de derde keer dat de leraar een wiskundig probleem had uitgelegd, zei ik dat ik het nog steeds niet snapte. De hele klas moest erom lachen, en ik nam me voor dat ik de volgende keer mijn mond zou houden.
Welke humor is leuk?
Ik ben een fan van de droge humor van Herman Finkers: “Ik heb het grootste gedeelte van mijn leven in het onderwijs gezeten. Ik was een bijzonder trage leerling.” Hij maakt graag onconventionele short-cuts, niet belemmerd door de culturele bagage van ‘hoe-het-hoort’. Dat ervaar ik als: door de regels van onze culturele afspraken heen kijken.
Andere voorbeelden waarin ik mijn manier van denken terugzie zijn fysieke humor, grapjes over concrete dingen, en sociale situaties die belachelijk worden gemaakt. Iets wat figuurlijk bedoeld wordt letterlijk nemen, levert meestal al een grappig beeld op.
Cabaretiers met autisme
En dan zijn er nog cabaretiers die hun autisme in hun show verwerken.
Bijvoorbeeld stand-up comédienne Hannah Gadsby. In ‘Douglas’ (op Netflix) vertelt ze dat ze autisme heeft. Om het verhaal dat dan volgt, kan ik echt schuddebuiken (ga maar kijken!).
Een prachtige analyse van wat humor eigenlijk is, geeft ze in haar Ted-talk. Ik vind het bij vlagen intens verdrietig, maar omdat ze het heel krachtig brengt is het ook inspirerend en grappig. Lachen en huilen liggen dicht bij elkaar.
Wie ik overgewaardeerd en absoluut niet leuk vind, is Fabian Franciscus. Wanneer ik naar een show van hem kijk, gaan mijn tenen vanzelf krom staan. Hij is BN’er en nationale troetel-autist, maar ik begrijp niet wat het publiek zo leuk aan hem vindt. Hij doet eigenlijk niets anders, dan wat houterig op het toneel staan en zijn tekst opzeggen. Contact met de zaal heeft hij niet. In mijn beleving gaat het lachen van het publiek over in uitlachen. Na afloop van zijn voorstelling kunnen ze tegen elkaar zeggen: “Wat zijn dat toch rare mensen, die autisten.”
Met iemand als Hannah Gadsby zou ik wel geïdentificeerd willen worden: “O, heb jij autisme, net als Hannah Gadsby?” Daar antwoord ik volmondig ‘ja’ op. Maar de show van Fabian Franciscus roept schaamte bij mij op; hoe hij zich presenteert, daar wil ik niet op lijken.
Hallo Marjolein, Wat beschrijf je het verschil goed tussen humor en leedvermaak. Het uitlachen, daar stoor ik me ook erg aan. Ik kan geen hoge “wat goed” meer horen van M. M. imitators, die het echt doen om er zelf beter door te lijken of zo. Maar waar ik wel enorm van kan genieten is inderdaad de humor van bijvoorbeeld Herman Finkers, of eigenlijk meer van zijn broer. Als die tijdens de voorstelling de zaal in komt lopen en bij de nooduitgang een trap neerzet, er op klimt om aan het lichtbord met UIT te sleutelen waarna het licht weer… Lees verder »