Strebertje
Ik ben een strebertje. Ik zoek graag mijn grenzen op en ga vervolgens uitproberen hoever ik ze kan oprekken. Iets ‘goed’ doen is voor mij niet genoeg. Ik wil uitblinken. Ik wil bewonderd worden om mijn prestaties. Niet omdat ik de beste wil zijn. Maar omdat ik gezien wil worden. Omdat ik erkenning wil voor de kwaliteiten die ik bezit, in plaats van mezelf te schikken in de rol die mij als autist wordt toegeschreven: beperkt en voor altijd hulpbehoevend. En stiekem ben ik ook gewoon verslaafd aan adrenaline.
Grenzen herontdekken
In mijn drang om barrières te doorbreken ben ik vaak over mijn grenzen gegaan. Soms bewust, vaak ook onbewust. Want om te weten wanneer je over een grens gaat, moet je eerst weten waar die grens ligt. Net als veel vrouwen met laat-gediagnosticeerd autisme leerde ik van jongs af aan mijn eigen grenzen te negeren om mee te komen met mijn leeftijdgenoten. Met als gevolg dat ik na mijn diagnose opnieuw moest leren wat voor mij acceptabel is en wat niet, en ook daarnaar te durven handelen. Ik ben er trots op dat ik dat proces op eigen kracht heb doorlopen.
Met het herontdekken van mijn grenzen leerde ik ook dat er meer is dan alles of niets: er bestaat ook nog zoiets als compromissen sluiten. Al is dat voor mij een grijs gebied waarin ik me nog niet helemaal veilig voel. Voor ik het goed wel doorheb kan ik in het contact met anderen toch weer over mijn grens heen zijn gegaan. Gelukkig weet ik inmiddels dat ik op ieder moment ergens op terug mag komen.
Grenzeloosheid als begrenzing
Ironisch genoeg had mijn grenzeloosheid als bijwerking dat ik me makkelijk liet begrenzen. Door gebrek aan vertrouwen in mijn eigen vermogens en visies liet ik me door anderen vertellen wat ik wel en niet kon doen. Onbewust omringde ik me met dominante mensen aan wie ik mezelf ondergeschikt maakte. Ik bleef bijvoorbeeld veel te lang hangen in ongezonde relaties omdat ik geloofde dat het aan mij lag dat het niet werkte. Als ik maar beter mijn best deed dan moest het toch goed komen. Hetzelfde gold voor vriendschappen die alleen gezellig waren zolang ik alles deed wat de ander van me verwachtte. Deed ik iets wat de ander niet aanstond, dan voelde ik me schuldig en deed ik dat een volgende keer niet meer. Het kwam niet in me op dat ik er ook voor kon kiezen het ongenoegen van de ander bij hem of haar te laten. Voor mezelf opkomen durfde ik niet, en als ik eenmaal het punt bereikte dat ik het wel deed kwam het er zo rot uit, dat ik van ellende niet wist hoe laag ik moest kruipen om het weer goed te maken. Het heeft tot zeven jaar na mijn diagnose geduurd voordat ik durfde te vragen om wat ik nodig heb, of nee durfde te zeggen zonder me schuldig te voelen.
Grenzen verleggen
Ook nu ik beter weet waar mijn grenzen liggen ga ik er nog regelmatig overheen. Maar nu is het een bewuste keuze die ik maak, omdat ik iets wil bereiken dat belangrijk voor me is. Zo neem ik nog steeds teveel hooi op mijn vork omdat ik zoveel dingen leuk, interessant en waardevol vind. Ik rek mijn fysieke (pijn)grenzen op om te kunnen blijven sporten op de manier die ik fijn vind. Ik draag nog steeds mijn eigen boodschappen, ondanks de slijtageklachten in mijn nek en schouders, omdat ik niet afhankelijk wil zijn van anderen. Maar ook het deelnemen aan events als een personeelsuitje, of een activiteit die ik tegelijk doodeng en supergaaf vind, vind ik belangrijk om te doen. De voldoening die het me oplevert weegt zwaarder dan de overprikkeling die erop volgt.
Mijn behoefte aan onafhankelijkheid en uitdaging zorgt ervoor dat ik altijd zal blijven zoeken naar mogelijkheden om te doen wat voor mij belangrijk is. Want ik wil op mijn manier kunnen genieten van het leven. En nog meer dan dat wil ik trots kunnen zijn op wat ik allemaal heb bereikt “ondanks mijn beperking”.