Een ode aan de lepel
Al van jongs af aan heb ik een voorliefde voor het eten met een lepel. Ten eerste is iedere hap die ik met een lepel neem van dezelfde grootte als de hap ervoor en erna. Ik houd van continuïteit en efficiëntie. Een lepel is rond en dit voelt fijner in mijn mond dan een rechte, puntige, stalen vork. Ook ligt een lepel in mijn geval vele malen stabieler in de hand. Zo verlies ik nooit wat onderweg van mijn bord naar mijn mond, wat mij met een vork wel gebeurt. Met frustratie tot gevolg, want dit gaat ten koste van de continuïteit en efficiëntie. Kortom, met een lepel zit je altijd goed.
Ook de lepel zelf moet aan specifieke eisen voldoen. Hij mag niet te groot, maar ook niet te klein zijn. Hij moet een bepaalde ronde, licht ovale vorm hebben en niet te veel glimmen. Ook het handvat moet prettig in de hand liggen.
Mijn eerste liefde… eh lepel
Mijn eerste lepel die ik me herinner, was perfect rond en had een houten handvat. Tussen de overgang van hout naar staal zat een zwart stukje plastic met drie ribbels. Ik kan tot op de dag van vandaag deze lepel voor de geest halen. Zijn opvolger niet. Het zegt iets over mijn gehechtheid aan mijn lepel met het houten handvat. Ik kan ook nog steeds het verdriet oproepen dat ik voelde bij het afscheid nemen van dit gebruiksvoorwerp. Ja echt, dat beleefde ik zo.
Met de jaren ontstonden er barsten in het houten handvat van mijn lepel en werd het tijd om een nieuwe lepel te kopen. Mijn moeder begeleidde in alle geduld mijn zoektocht. Na meerdere winkels te hebben bezocht, koos ik een lepel die het dichtst in de buurt kwam van zijn voorganger. Maar het werd een verstandshuwelijk.
Een eigen lepel
In ons gezin mochten de kinderen een eigen lepel kiezen, apart van de rest van het bestek. Ik weet nog dat mijn ouders servies hadden van één model van een bepaald merk. Voor het bestek gold dat blijkbaar niet.
Mijn ouders maakten er ook geen probleem van dat ik met een lepel at. Als ik terugkijk op mijn jeugd vind ik dat bijzonder. Eén van mijn ouders kon namelijk juist op andere vlakken heel duidelijk vertellen hoe iets moest gebeuren. Alles met een lepel eten is niet volgens de norm. Daarom verrast het mij met terugwerkende kracht dat dit mocht en ben ik mijn ouders dankbaar.
Vingerwijzende stiefouder
Toen mijn ouders scheidden kreeg een van mijn ouders een nieuwe partner. Deze partner vond dat ik met een vork moest eten, want ik was immers al “een grote meid”. Dit werd tijdens het avondeten met het hele gezin bepaald. Daar zat ik dan: boos en verontwaardigd. Ik vond het heel vervelend dat me verteld werd wat ik moest doen. Daarnaast bleef verdediging voor mijn gewoonte van mijn eigen ouder uit.
Ertegenin gaan? Dat haalde ik niet in mijn hoofd. Wel gingen er allerlei gedachten door mijn hoofd: ‘Waarom moet ik met een vork gaan eten omdat ik ouder word?’, ‘Waarom eten grote mensen überhaupt met een vork?’, ‘Wie bepaalt wanneer dat magische moment van overstappen van lepel op vork is aangebroken?’ ‘En alsof gescheiden ouders, een nieuwe school, een nieuw huis, nieuwe vrienden maken en een nieuwe stiefouder niet al genoeg veranderingen zijn?!’
En toen was ik een grote meid
Inmiddels eet ik met een lepel als ik met een lepel wil eten. Ouder worden heeft er gelukkig aan bijgedragen dat ik minder geef om het oordeel van anderen. Maar de opmerking van mijn stiefouder staat toch in mijn geheugen gegrift. Ik voel me vaak betrapt en ben extra alert als ik een lepel wil gebruiken als ik in gezelschap eet, of in een publieke ruimte.
Ook zal ik ieder bestek blijven beoordelen op de lepel. Als ik bij iemand anders eet, of uit eten ga, kijk ik snel naar de lepel. Ik ben dan helemaal verheugd als deze aan mijn vereisten voldoet. En nu ik ga samenwonen begrijp je dat er een serieus gesprek gevoerd gaat worden over wiens bestek we zullen gebruiken…