In het harnas
In allerijl hebben de Franse legerofficieren mij in een stalen harnas gehesen. Toen wij daarnet zaten te kaarten, dacht ik dat het niet schadelijk was om slechts toeschouwer te zijn, als decorstuk te functioneren. En dat bleek ook. Het kaartspel ging door zonder mijn actieve bijdrage. Ik werd aan die tafel niet tot een andere rol gedwongen dan die van toeschouwer. Nu ik in zo’n stalen harnas hang, is dat anders. Een toeschouwend harnas staat immers alleen maar in de weg. Men verwacht dat ik actief deel zal nemen aan de strijd, vijanden zal doden, bereid ben de dood te aanvaarden ten faveure van het landsbelang.
Heeft iemand mij gevraagd of ik deze rol kan spelen, wil spelen? En welke rol heb ik? Sta ik achter de kanonnen of ben ik kanonnenvoer?
Robotrol
Alles wordt mij uitgelegd in een taal die ik niet ken. Zo kan ik mij niet in mijn rol verplaatsen. En toch gaat men ervan uit dat ik weet wat mij te doen staat. Kennelijk ben ik, gekooid in mijn harnas, verworden tot robot die door hen wordt bediend. Ik besta nu slechts als instrument en mijn gezicht betrekt. Om mijn arbeidsmoraal een beetje op te vijzelen, om optimaal te profiteren van hun nieuwe instrument, slaan ze mij op mijn rechterschouder. Ik voel daar hoe een blad van het harnas zich als een kom in mijn huid kerft. De pijn steekt. Vocht sijpelt vanuit de wond richting mijn pols. Ik denk dat het bloed is, al zou het ook pus kunnen zijn. Of zweet.
Tijd om toe te kijken heb ik niet. Twee legerofficieren pakken mij bij de armen beet en slepen mij naar een blubberige uitsparing achter een machinegeweer, de zogeheten Chauchat. Ik mag gaan zitten. Fernand laadt de kogels. Het enige wat ik moet doen is op het juiste moment de trekker overhalen om te schieten. Of ik de vijand raak, zie ik niet. Ik vraag mij af of ie er überhaupt is. Onze machine lijkt echter naar tevredenheid van de officieren te functioneren. Ze snauwen ons in ieder geval niet voortdurend toe dat wij het beter moeten doen. In deze donkerte meen ik zelfs te zien hoe onder de blubber op het gezicht van Fernand een glimlach tevoorschijn komt.
En toch vraag ik mij af of ik nuttig ben in deze rol. Zou ik de strijd schade berokkenen als ik in een badplaats aan de Noord-Hollandse kust op het strand ga liggen?
Onderschat
Ook buiten dit schilderij heb ik een rol te spelen en moet ik mij afvragen of ik nuttig ben. Op de basisschool had mijn brein moeite om op tempo cognitieve taken aan te leren. Denk aan het maken van rekensommen en het vervoegen van werkwoorden. Men dacht daarom dat ik het simpelweg niet kon. Lang heeft het er dan ook op geleken dat ik mijn nut moest bewijzen op de bouwplaats of in de fabriekshal. Tegelijkertijd raakte ik voortdurend overprikkeld van het fijnmazige gepriegel van een knutselwerkje. Het is niet toevallig dat ik mij als kind ziekjes begon te voelen, steeds als ik aan het knutselen was. Dat ging dan zo door tot de muren van het klaslokaal onverklaarbare ronde vormen kregen en zwarte stipjes mijn blikveld vulden. Dan mocht ik op een stoel met mijn hoofd tussen mijn knieën gaan zitten.
Ik kon niet snel genoeg leren met mijn hoofd, dus moest ik het met mijn handen doen. Die laatste jaren in het basisonderwijs werd ik in een harnas geperst dat mij niet paste, veroordeeld tot een rol die ik niet kon, niet wilde spelen.
Ongepast?
Als definitie van gedrag geeft de Dikke van Dale “de wijze waarop een stof of voorwerp reageert op bep. uitwendige omstandigheden en de veranderingen daarin” (p 1248). Die definitie gaat natuurlijk niet alleen op voor stoffen en voorwerpen, maar ook voor ons mensen. Ons gedrag is een reactie op wat wij in ons lichaam en in onze geest voelen en op wat wij uit onze omgeving opvangen. Mijn autistische gedrag wordt soms als ongepast bestempeld. In wezen betekent het dat ik mij dan in een omgeving bevind die niet bij mij past.
En nu, ruim zestien jaar na het verlaten van het basisonderwijs, ben ik dankbaar dat ik mijn eigen omgeving heb mogen scheppen, met mijn studie Nederlands een wereld heb kunnen creëren die bij mij past. Ik kleed mij nu niet langer als soldaat, maar als heer.
Ja, aan dat soort dingen denk ik dus, terwijl ik de trekker overhaal en Fernand volle patronen in de Chauchat stopt. Ik voel vocht vanaf mijn rechterschouder naar mijn pols lopen. Ik kijk ernaar en zie dat het bloed is. Mijn hand begint er een beetje van te jeuken. Ik krab. Op dat moment legt papa zijn hand op mijn schouder en vraagt: wat raakt je zo?