Vol ideeën
Wat zal ik vandaag eens gaan doen? Met die vraag begint mijn vrije dag vaak. Buiten mijn vrije tijd om wordt mij juist al gedicteerd wat ik voor de kost moet doen; ik word geleid door de waan van de dag. In mijn vrije tijd blijk ik echter ineens te bruisen van ideeën, die ik het liefste allemaal tegelijk wil doen.
De to-do lijst
Ik grijp naar mijn Correctbook, een geplastificeerd kladblok. Dan maak ik een lijstje. Zo voorkom ik dat ik de ideeën vergeet. Afstrepen voelt als een beloning, waarmee het een drive is. Door te plannen word ik echter inflexibel, want ik dwing mezelf om de planning te volgen. Dat is namelijk mijn structuur; op die wijze hoeft mijn brein niet steeds paraat te staan om te schakelen. Al doende kom ik er echter achter dat maar weinig van de to-do lijst echt belangrijk is. Het is wat op het moment van opstellen in mij opkomt, maar over de loop der dagen blijkt van de meeste dingen echter dat het allemaal niet zo nauw steekt.
Moeten en willen
Maar hoeveel doet het er nou eigenlijk echt toe? Nadat ik een lijstje heb gemaakt, zou het goed zijn om meer stil te staan bij wat ik graag wil doen enerzijds, en bij wat ik moet doen anderzijds. Wat vaak echter gebeurt, is dat ik de planning gebruik om mijn hoofd te ordenen. Dan hoef ik niet meer na te denken over wat ik doe; louter het lijstje volgen voldoet. Ik kan op de automatische piloot aan de slag. Dan zie ik echter over het hoofd dat de meest to-do’s niet belangrijk zijn. Paniek om niets! Door een planning te maken creëer ik houvast, maar tegelijkertijd haal ik de flexibiliteit uit de dag, en sta ik minder stil bij hoe belangrijk het daadwerkelijk is.
De paradox
Opeens schrik ik tijdens het uitruimen van de afwasmachine op, want ineens schiet mij te binnen dat ik nog eten wil ontdooien. Als ik dat niet meteen doe, vergeet ik dat weer, dus doe ik het meteen. Ik onderbreek het uitruimen van de afwasmachine met de intentie om het daarna weer op te pakken. Zou ik dat niet doen, dan ben ik bang dat ik vergeet om eten te ontdooien na het uitruimen van de afwasmachine. Het onderbreken van het uitruimen van de afwasmachine lijkt mij makkelijker dan continu onthouden dat ik eten wil ontdooiden. Om het overzicht te houden creëer ik hier dus enige chaos, een heuse paradox. Zonder dit ben ik mijn plan, om eten te ontdooien, een paar minuten later weer vergeten, omdat ik verzonken ben in het uitruimen van de afwasmachine.
Wel of niet schakelen?
Deze chaotische wijze van schakelen geeft voldoening, aangezien ik direct iets kan afstrepen. Niet schakelen geeft echter meer rust. Vanuit dat perspectief sta ik echter vaak lang te koken, of blijf ik lang hangen in iets anders. Koken vind ik leuk; ik ga erin op. Vervolgens blijf ik erin hangen en kom ik aan andere dingen niet toe. Vanuit mijn gevoel heb ik vooraf geen realistisch beeld van hoe lang ik in de keuken sta, en verwaarloos ik andere taken, wat voelt als de controle verliezen.
Schakelangst
Ik voel een zekere schakelangst. Dit heeft niets te maken met rijden in een handgeschakelde auto. Dat doe ik al jaren probleemloos en met veel plezier. Het voelt veilig en rustig om niet te hoeven schakelen tussen activiteiten. Aandacht acuut verplaatsen kan me verwarren. Het nadeel hiervan is echter dat ik mezelf verlies. Ik ga grenzen over door te lange tijd in deze comfortzone te blijven. “Te lang” houdt in dit geval in dit ik mezelf uitput, bijvoorbeeld door lang in de keuken te staan. Onbewust ga ik een grens over; achteraf ben ik vermoeid. Het doseren van de activiteit vind ik moeilijk.
Kort samengevat ben ik veel bezig met analyseren van mijn tijdsindeling, maar wanneer ik dat niet doe raak ik het overzicht juist weer kwijt. Veel van wat de meeste mensen gevoelsmatig hebben aan overzicht, probeer ik te bereiken met de to-do-lijstjes en analyses tussendoor. Met wat u zojuist heeft gelezen, probeer ik de vraag “Wat doe je moeilijk?” te beantwoorden.