Thuisquarantaine
Het coronavirus woedt over de wereld en in mijn hoofd. Mijn klussen als zzp-er zijn verdampt. Opeens is er veel minder alleen-tijd met drie kinderen permanent thuis. Voor corona was de rode pipowagen in de tuin mijn kantoor en ontprikkel-plek. Nu is dat doordeweeks het domein van mijn vrouw. Haar voltijdsbaan aan een hogeschool gaat digitaal door.
Ik ben nu privéleraar. Terwijl ik rekenstrategieën uit probeer te leggen aan dochterlief (8), hangt er een Godzilla-monster aan mijn knie, dat vroeger ons lieve zoontje van anderhalf was. Van de ene op de andere dag moet hij de aandacht delen en is hij niet langer het Middelpunt van het Universum. Het maakt hem strontjaloers. Hij schreeuwt en krijst tot mijn hersenen lijken te exploderen, alsof ik een alien ben in de film Mars Attacks.
Alles is uitvergroot
’s Middags, als Godzilla even slaapt, stort ik in. Op bed liggen is niet genoeg, mijn hoofd moet onder de dekens. Het licht is te fel. De vogels fluiten te schril. Binnen vijf minuten zak ik weg. Het is geen slapen wat ik doe, meer een soort vagevuur. Een droomloze halfslaap met een hoofd vol watten. Als niemand mij zou storen dan bleef ik mooi liggen. Maar Godzilla wordt wakker en ik moet weer door.
Alles lijkt wel uitvergroot. De verspreiding van het virus volgt een exponentiële lijn. Maar ook mijn autistische obstakels groeien. Het ene moment voel ik de liefde voor mijn vrouw en kinderen heviger, dan weer lijken de prikkels en piekergedachten met meer. Als een horde zombies waar geen eind aan lijkt te komen.
Lichtpuntjes
Toch zie ik ook lichtpuntjes en bitterzoete troost. In deze hogedrukpan moeten er wel oplossingen komen. Mijn vrouw maakt dagroosters voor de kinderen op een groot karton. Dit zijn voor mij ook reddingsboeien. Voor corona stond uitkomen voor mijn autistische behoefte aan rustmomenten hoog op mijn Verbeter-Mezelf-Lijstje. Nu moet ik die momenten wel opeisen. ’s Ochtends alleen de hond uitlaten, ’s middags een uurtje vagevuren op bed en ’s avonds even gamen (Bejeweled 3) of een film kijken in de pipowagen. Er zijn ook momenten waarop ik mij juist meer verbonden voel met de kinderen: tijdens de lessen, stoeiend op de trampoline of ademloos een Ghibli-film kijkend met Pombär-chips op schoot. Sommige nieuwe gewoonten zijn denk ik blijvertjes.
ROM-test
De bitterzoete troost kwam in de vorm van een herinneringsmail van een behandelende instantie. Of ik niet wilde vergeten de ROM-test in te vullen. ROM staat voor Routine Outcome Monitoring. Deze vragenlijst had ik bij de intake al een keer ingevuld. Nu moet dat opnieuw om aan te tonen dat de behandeling positieve resultaten heeft opgeleverd. Zo’n stijgende lijn is het bewijs voor de verzekeraar dat ‘het product’ mij goed heeft geholpen. Bang for your buck, mensen!
Normaal Doen
De behandeling van afgelopen najaar maakte mij echter boos en verdrietig. Soms kwam het op mij over als een cursus Normaal Doen (Stap 2 – Maak oogcontact). Centraal stond het idee van zelfhulp-maakbaarheid. Als je een probleem niet op wilt lossen, dan blijft het bestaan (eigen schuld, dikke bult). Als je een probleem wel op wilt lossen, dan moet je even een stappenplan maken en uitvoeren. Terwijl de definitie van een autistische melt– of shutdown is dat ik even helemaal niets meer kan. Het probleem is dus opgelost wanneer er geen probleem is. Daar komt nog bij dat je van al dat Normaal Doen behoorlijk overprikkeld kunt raken…
Na het einde van de behandeling, eind 2019, leverde ik een evaluatierapport in met tien kantjes wat ik niet vond deugen en hoe het beter zou kunnen (gebruik ervaringsdeskundigen en generaliseer niet, bijvoorbeeld). Ik denk dat mijn evaluatie ergens onderin een la is beland. Tijdens het exitgesprek begin maart gaf ik aan dat een ROM-test misschien wel meet dat het inmiddels beter met me gaat, maar niet of dat door de behandeling komt. De behandeling heeft me hooguit indirect geholpen, want mijn onvrede heeft me activistisch gemaakt. Ik bezoek nu symposia, zoek lotgenoten op, spreek me uit, ben gaan bloggen en als ervaringsdeskundige aan de slag gegaan. Dat doet me wél goed. En mede daardoor gaat het wat beter. Begin maart bleef ik toch met die ROM-test in mijn maag zitten. Ik overwoog de test expres negatief in te vullen, maar liegen past niet bij me. Dat Klopt Niet.
Win-win
Maar dan is daar de thuisquarantaine. Ik moet de hele tijd schakelen en kan de vele prikkels niet goed aan. Ik pieker me suf over de Dood en de Apocalyps. Wacht eens even, tijd om de test in te vullen! Ik moet aangeven hoe ik mij de afgelopen week voelde… Even kijken… Heb ik last gehad van angst en paniek? Dagelijks! Had ik moeite met in slaap vallen of doorslapen? Nachtelijks! Voelde ik me wanhopig? Tsjek! Eindelijk kan ik de test naar waarheid invullen én het gewenste effect bereiken. Win-win.
Inmiddels zijn we een paar weken verder. Het nieuwe ritme begint te wennen, al blijft het zwaar. Ik functioneer wat beter, al blijf ik grillig. Die grilligheid zal wel nooit helemaal verdwijnen. Dat accepteren is nog steeds mijn grootste uitdaging.
Wat een schitterend verhaal, Jorrit! Ik heb het met veel plezier gelezen. Juist ook die wraak rond de ROM-test maakt het tot een luchtige blog. En hou je taai met Godzilla. Laten we hopen dat het vanaf 11 mei beter wordt, als de kinderen voor een deel weer naar de basisschool kunnen. Er schijnt een licht aan het einde van de tunnel!