Bij mensen met autisme werken veel dingen net even anders dan bij neurotypische mensen. Eén van de probleemgebieden voor mijzelf is eten. Zo lang als ik me kan herinneren heb ik moeite gehad met regelmatig, voldoende (= ook niet teveel!) en gezond eten. Sinds ik me meer bewust ben van waar dat – volgens sommigen “rare” – eetpatroon van mij vandaan komt kan ik me er beter tegen wapenen.
“Onderzoek laat zien dat eetproblemen veelvuldig voorkomen bij mensen met ASS”, schrijft autismedeskundige Annelies Spek. “Wat betreft eetstoornissen zien we zelfs dat een kwart van de vrouwen met anorexia nervosa, ook een autismespectrumstoornis heeft. Desondanks is er nog weinig bekend over hoe eetstoornissen ontstaan bij mensen met ASS en wat hen helpt om hiervan te genezen.”
Eten & executieve functies
Veel mensen met autisme hebben problemen met hun zogenaamde “executieve functies”. Die kun je zien als de dirigent die alles in goede banen leidt – het orkest van je handelingen en het koor van je gedachten. De dirigent in mijn hoofd laat mij altijd maar een beetje improviseren – gedachten blijven ronddraaien en herinneringen loslaten is lastig voor me, dus sinds ik als kind een keer ziek geworden ben nadat ik tuinbonen at, kan ik geen tuinbonen meer eten. Executieve functies heb je ook nodig om te plannen, te organiseren, overzicht te bewaren, te switchen van de ene activiteit naar de andere en meer. Dat kan ik allemaal niet zo goed en dat heeft ook gevolgen voor mijn eetgedrag. Een recept kiezen, boodschappen doen en koken voelen ieder afzonderlijk al als een marathon lopen.
Poreusheid
Bij autisme hoort vaak een iets andere prikkel(on)gevoeligheid. Voor mij zijn geluiden vaak te hard en lichten te fel, bijvoorbeeld. Een supermarkt is voor mij net een kermis qua prikkels, dus boodschappen doen vreet energie. Als eten teveel prikkels geeft kun je besluiten het liever niet te doen – in de DSM V heet dat een “vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis”. Zelf liet ik als kind mijn avondeten altijd helemaal afkoelen, het voelde anders veel te warm aan mijn tanden, op mijn tong en in mijn buik. Nog steeds heb ik een voorkeur voor eten dat je niet hoeft te kauwen. En ik kan zelf maar moeilijk eten als er iemand in de buurt is die eetgeluiden maakt. Prikkels vanuit mijn lichaam zelf werken vaak ook net iets anders dan bij de niet-autistische mensen die ik ken. Zo kan ik helemaal gek worden van “kriebel-haartjes” (vooral in mijn gezicht), die anderen niet lijken te zien of voelen, terwijl ik rustig door bleef sporten op een gebroken voet (ik voelde wel iets geks, maar wat het was wist ik niet). Je kunt je voorstellen dat ik prikkels met betrekking tot eten dus vaak ook niet goed voel, zo merk ik het vaak niet – of veel later – als ik al genoeg gegeten heb.
Sociale contacten & lichaamsbeeld
Volgens Annelies Spek gaat het voor mensen met autisme “meestal niet zozeer om wat anderen van hen denken, zoals bij anorexia nervosa normaal gesproken wel het geval is.” Maar mijn grote wens om “erbij te horen” heeft me zeker als puber niet geholpen om een gezond eetpatroon te ontwikkelen. Een groepje meisjes uit de brugklas wilde dat ik meeging snoeprepen jatten bij het tankstation, die aten we dan ook allemaal achter elkaar op. En in de tweede leerden twee klasgenoten me hoe je je vinger in je keel kunt steken. Op de havo gaf “goed zijn in lijnen” me status in de nieuwe groep.
Doordat veel mensen met autisme moeite hebben met veranderingen, is het voor meisjes met autisme vaak lastig om te accepteren dat ze vrouwelijke vormen krijgen. Ondergewicht en het uitblijven van je menstruatie geven ook minder prikkels en controle hebben over je eten kan voelen als grip krijgen op je leven.
Speciale interesses
Last but not least, misschien een open deur: ook “speciale interesses” (de autistische “fieps” oftewel obsessies) kunnen je eetgedrag beïnvloeden. Door mijn fiep op bakken kan ik gemakkelijk aankomen, door mijn fiep op krijgskunst moet ik juist meer eten. Een goede vriendin van me fiepte zo op gezond eten dat het dwangmatig werd, op de manier die Eric van Furth omschrijft als “orthorexia nervosa”. Op dit moment heb ik een speciale interesse in Japan en moet ik mezelf regelmatig inhouden om niet allerlei Japans snoepgoed in te slaan.
Eetplanning
Door alle hierboven omschreven kenmerken van autisme die invloed hebben op het eetpatroon van iemand met autisme, kan nadenken over eten en eten zelf soms een nauwelijks te ontrafelen kluwen zijn voor sommige mensen met autisme. Wat bij mij helpt is een planning. Een goede dagstructuur voor mij bevat tijd voor sport, muziek, mijn kat en schrijven – allemaal fijne dingen om te doen, waardoor ik niet ga snaaien. Daarnaast heb ik een weekschema waarin elke avondmaaltijd gepland staat. Natuurlijk is dat niet een magische oplossing, want vooral in contact met andere mensen gebeuren er altijd onverwachte dingen. Maar ook die valkuilen leer ik steeds beter ontwijken door goed vooruit te denken en van tevoren maaltijden te “preppen”. Ik kook dan gewoon voor een dag of twee extra (als ik toch bezig ben) en bewaar een maaltijd in de diepvries. Gezond eten zal voor mij altijd een uitdaging blijven, maar door het te verwerken in een overkoepelende structuur lukt het me steeds vaker en dan voel ik me fit en gezond!
Door onze gevoelige zintuigen kunnen er bij eten ook bijzondere reacties ontstaan. Zo vind ik rozijnen niet meer lekker in bijvoorbeeld appelgebak, terwijl ik, toen ik nog heel klein was, de inhoud van die kleine rode doosjes met rozijntjes verorberde (ik geloof dat die Sunmaid heette). Maar toen ik een keertje een stokje aan een rozijntje had, was de liefde over. Ook vis krijg ik niet lekker naar binnen (en dat als Zeeuw) doordat ik een keer een graatje in mijn mond voelde tijdens het eten van een visstick. Dat soort herinneringen in smaak geven me een braakneiging als ik… Lees verder »