Een beetje autistisch?
Wanneer ik aan anderen vertel dat ik autistisch ben, is de eerste reactie die ik krijg er een van oprechte verbazing. Iets in de trend van: “Ben jij autistisch? Goh, dat zou je echt niet zeggen. Ik merk helemaal niets raars aan jou.” Vervolgens ontstaat er een gesprek waarin allerlei vragen worden gesteld over mijn autisme en waar ik zoal tegenaan loop in het dagelijks leven. Een gesprek dat bijna altijd eindigt met het statement: “Wat ontzettend dapper dat je er zo open over durft te zijn!” Sommigen proberen me een hart onder de riem te steken door te benoemen dat de moeilijkheden die ik beschrijf, dingen zijn waar zij zelf ook weleens last van hebben, en dat eigenlijk “iedereen wel een beetje autistisch is”. Dergelijke uitspraken maken me verdrietig omdat ik ze als stigmatiserend ervaar.
Een van de moeilijkheden die mijn autisme met zich meebrengt is een vertraagde informatieverwerking. Ik leg dat vaak uit als ‘file in mijn hoofd’. Het is een van de redenen waarom ik niet graag deelneem aan lange vergaderingen of brainstormsessies. Na afloop van zo’n meeting ben ik doodop en overprikkeld van alle indrukken (denk aan felle verlichting, een mengeling van geluiden van binnen en buiten de vergaderruimte, een rommelig verlopend overleg, sociale cues die ik niet kan plaatsen, enz.) Ik heb dan veel tijd nodig om te ontprikkelen. Dat doe ik door me terug te trekken, mijn koptelefoon op te zetten met muziek waar ik rustig van word en liefst ook een eindje buiten te gaan wandelen. Pas daarna kan ik beginnen met het verwerken van alles wat er is besproken. Wat is er precies gezegd en door wie, en hoe moet ik dat interpreteren? Zijn er dingen gezegd waar ik iets mee moet, en zo ja, wat dan? En wat vind ik er zelf eigenlijk van? Dat verwerken van alle verbale en non-verbale informatie, daar kunnen soms letterlijk dagen overheen gaan. Als een collega dan goedbedoeld tegen me zegt: “Oh maar dat herken ik wel, want ik ben na een uur vergaderen ook moe”, ervaar ik dat niet als een troost. Het voelt eerder als een ontkenning van de moeite die ik moet doen om mee te kunnen draaien in het team.
Het verwerken van de alledaagse indrukken kost me al zoveel energie dat ik vaak geen puf meer heb om met familie of vrienden af te spreken. Dat is niet hetzelfde als “Ik heb soms ook geen zin in contact met anderen”. Dat ik snel overprikkeld raak doordat alle geluiden even hard bij me binnenkomen, is iets anders dan “Ik houd ook niet van harde muziek”. En als het waar zou zijn dat iedereen een beetje autistisch is, is het des te vreemder dat er nog altijd zo’n stigma kleeft aan autisme.
Autisme is niet iets engs
Wat me het meest raakt is de opmerking dat ik dapper en stoer ben, omdat ik zo makkelijk over mijn autisme praat. Dat zegt in alle eerlijkheid meer over de ander dan over mij. Het zegt me dat de persoon in kwestie autisme ziet als iets wat eng is om over te praten. Iets wat verborgen moet blijven voor de buitenwereld, wellicht uit schaamte of uit angst voor veroordeling. Want autistisch zijn staat in het algemene gedachtengoed gelijk aan niet normaal zijn. Maar wie bepaalt er eigenlijk wat normaal is? En bestaat er überhaupt wel zoiets als normaal?
Ik schaam me niet voor het feit dat ik autistisch ben. Integendeel, ik ben er trots op. Het maakt me tot wie ik ben, en ik ben gelukkig met wie ik ben. Ik zie dan ook geen enkele reden om het er niet over te hebben. Het feit dat mijn autistische brein anders functioneert dan een niet-autistisch brein, zegt niets over waar ik wel of niet toe in staat ben. Het zegt enkel dat ik iets anders nodig heb om tot mijn recht te komen dan mijn medemens zonder autismediagnose. Net zoals deze medemens-zonder-autisme ook weer iets anders nodig heeft dan zijn of haar buurman, collega of partner.
Op naar een nieuw normaal
Normaal is een abstract begrip, want er is geen standaard voor hoe je mens moet zijn, ook al willen we dat nog zo graag geloven. We willen elkaar maar wat graag langs een meetlatje leggen en in een hokje stoppen. En het hokje met de meeste mensen erin bepaalt vervolgens waar alle anderen aan moeten voldoen. Maar diep van binnen weten we allemaal dat dat zo niet werkt.
Als we “normaal” willen herdefiniëren in de samenleving dan zullen we het denken vanuit één standaard als norm los moeten laten. De enige manier om dat te bereiken is open te zijn. Hoe meer mensen zich openlijk uitspreken over datgene wat hun uniek maakt, hoe meer we zullen gaan beseffen dat het eigenlijk heel normaal is om anders te zijn.
Wat goed geschreven! Elk woord klopt.
Goed geschreven en ben blij over het nieuwe normaal. De uitkomst van je verhaal is herkenbaar bij mij.