Repetitieve motorische bewegingen zijn een manier waarop mensen met autisme zichzelf stimuleren of kalmeren.
friemelen
schommelen
ijsberen
fladderen
schudden met benen
van de volwassenen met autisme stimt om spanning/angst te verminderen en rustig te worden
van de volwassenen met autisme stimt wanneer ze over- of onderprikkeld zijn
van de volwassenen met autisme vindt het soms of altijd fijn om te stimmen
van de volwassenen met autisme vindt het niet fijn dat ze stimmen en wil er graag van af
van de volwassenen met autisme is verteld dat stimmen niet goed is en dat ze er mee moeten stoppen
Nu ik er op let valt het me op dat ik vrij vaak gedrag vertoon dat technisch gezien repetitieve motorbeweging is: naar voren en naar achteren schommelen, met beide benen wiebelen, van zij naar zij wiegen, een pen tussen m'n vingers ronddraaien, over een bepaald object wrijven, ronddraaien in een stoel, m'n tenen omhoog en omlaag bewegen terwijl ik zit.
Ik doe dit niet meer zo vaak als vroeger. In feite doe ik het nu nog zelden.
Stimmen is voor mij het herhalen van een bepaalde beweging om mezelf te stimuleren wanneer ik me verveel of om mezelf te kalmeren als ik overprikkeld ben. Mijn stims bestaan uit het trommelen met mijn vingers, ijsberen en mijn halsketting tussen m'n duim en wijsvinger door ronddraaien. Deze stims zijn niet veel anders dan wat andere mensen ook doen, behalve dat ik het veel vaker doe.
Ik flapper met mijn handen en spring op en neer wanneer ik opgewonden ben, maar alleen wanneer er niemand anders is. Mijn nichtje van vijf doet het ook, hoewel zij niet autistisch is. Als zij het doet, flapper en spring ik vrolijk met haar mee. Dat vindt ze altijd super.
Bij het huis van mijn ouders had ik een schommel waar ik het grootste gedeelte van de dag op zat te schommelen. De beweging maakte me rustig. Als ik er mee stopte voelde ik een sensatie op mijn huid, alsof er iemand met een veertje over mijn huid zat te wrijven. De beweging leek ervoor te zorgen dat dit gevoel weg ging. Het was zo erg dat ik er niet goed van kon slapen, omdat ik moest bewegen totdat ik in slaap viel.
Ik stim alleen wanneer ik niets te doen heb. Als ik mijn aandacht focus en bezig ben met een bepaalde activiteit stop ik er mee. Maar zodra ik niet meer geabsorbeerd ben door één bepaald ding begin ik weer.
Ik schommel mijn bovenlichaam heen en weer of ik open en sluit mijn handen wanneer ik gestrest ben. Heen en weer schommelen helpt me ook om na te denken. Toen ik naar school ging heb ik geleerd om mijn spieren samen te trekken en weer los te laten zonder mijn lichaam te bewegen.
Ik kan niet goed stilzitten. Ik draai voortdurend rondjes met mijn enkel. Mijn vrienden zitten niet graag samen met mij op dezelfde bank, omdat ik steeds zit te draaien of steeds weer anders ga zitten.