Overbeheersing

Autisme is onderdeel van een bredere groep van stoornissen waarin sprake is van een hoge drempel voor het reageren op de omgeving.

Belang

 
Overbeheersing of overcontrole is het proces waarin een hoge drempel voor reacties op de omgeving leidt tot positieve eigenschappen als zelfbeheersing en discipline, maar ook tot negatieve gevolgen als eenzaamheid.
 

Zelfbeheersing

1
Resultaten van wetenschappelijk onderzoek uit de persoonlijkheidspsychologie leveren weinig tot geen empirisch bewijs dat gedrag bepaald wordt door persoonlijkheidstrekken. Op dezelfde manier wijst onderzoek uit de klinische psychologie erop dat er veel overlap bestaat tussen diagnostische classificaties. Daarom moeten we op een nieuwe manier over persoonlijkheid en mentale stoornissen denken, namelijk in multi-dimensionale en biopsychosociale termen.
2
Zelfbeheersing is zo'n multi-dimensionaal en biopsychosociaal concept. De term biopsychosociaal verwijst naar een wisselwerking tussen neurobiologie, sociale omgeving en gedragsreacties, de term multi-dimensionaal naar een verzameling van meerdere trekken die een spectrum vormen met, in dit geval, aan het ene eind van het continuüm overbeheersing en aan het andere eind onderbeheersing.
3
Het concept zelfcontrole beschouwd vijf fenomenen op basis van cues vanuit de omgeving, een neurobiologische of emotioneel-cognitieve gevoeligheid voor dergelijke cues en benaderende vs. vermijdende acties van het individu. De vijf fenomenen zijn (1) sociale nieuwigheid, (2) sociale veiligheid/beveiliging, (3) sociale bedreiging/bestraffing, (4) sociale beloning en (5) overweldiging.
4
Zelfbeheersing betreft zo bijvoorbeeld aanwijzingen uit de sociale omgeving die wijzen op veranderingen of onbekende elementen (social novelty cues), de drempel voor activatie van het neurobiologische systeem in reactie op dergelijke aanwijzingen als ook de intensiteit en duur van de activatie (social novelty sensitivity) en de positieve of negatieve gedragsreactie die daarop volgen (social novelty approach vs. novelty avoidance).
5
Overbeheersing wordt hierbij gekenmerkt door (1) een hoge gevoeligheid voor nieuwe, afwijkende of onverwachte sociale prikkels en de neiging om ongestructureerde, onduidelijke en onvoorspelbare sociale situaties te vermijden, (2) een sterke neuroactivatie in reactie op prikkels die wijzen op de mogelijkheid van sociale bestraffing en een sterke neiging om risicovolle of mogelijk schadelijke sociale situaties te vermijden, (3) een lage gevoeligheid voor aanwijzingen dat sociale situaties die eerder onveilig waren of aanvankelijk onveilig leken nu veilig blijken te zijn en een sterk aanhoudende vermijding van dergelijke situaties, (4) een normale gevoeligheid voor prikkels die wijzen op een sociale beloning, maar een zwakke neiging om die direct te benaderen en (5) een sterke neiging om overweldigd te worden in sociale situaties en om het neurosysteem automatisch te deactiveren of mogelijkheden tot het deactiveren van het neurosysteem te benaderen.
6
Het construct zelfbeheersing verwijst naar de drempel van een individu met betrekking tot reacties op de omgeving in de vorm van (1) uitstelling van behoeftebevrediging, (2) vatbaarheid voor afleiding vanuit de omgeving, (3) diffusie van spanningen, (4) intensiteit en congruentie van de uiting van emoties, (5) verwerking van informatie, en (6) tolerantie voor onzekerheid.
7
Overbeheersing en onderbeheersing zijn in zichzelf niet goed of fout. Het probleem is een gebrek aan elasticiteit of flexibiliteit. Deze term verwijst naar het vermogen van het individu om diens niveau van zelfbeheersing in één van beide richtingen aan te passen aan de omgeving. Inflexibiliteit is het onvermogen om te reageren op de veranderlijke aspecten van de omgeving. Wanneer een individu zich, ongeacht de situatie, voortdurend aan het ene of andere einde van het continuüm bevindt is diens manier van zich gedragen niet-adaptief, omdat de omgeving wel steeds veranderd.
8
Overbeheersers zijn goed voor de groep. Ze houden zich aan de regels en verzetten zich tegen onrechtvaarigheid. Ze zijn spaarzaam en stellen bevrediging van hun behoeften uit, waardoor waardevolle hulpbronnen beschikbaar zijn op het moment dat het nodig is. Ze komen hun verplichten na en dragen zorg voor anderen.
9
De groep is echter niet goed voor overbeheersers. Zij komen buiten de groep te staan. Onderbeheersers krijgen vaak negatieve feedback, waardoor ze hun gedrag kunnen aanpassen, maar overbeheersers krijgen dat vaak niet. Ze hebben wel het idee dat er iets mis is, maar ze begrijpen niet waarom anderen hun mijden.

De ontwikkeling van stoornissen van overbeheersing

1
In het atypische, gecompliceerde of verstoorde ontwikkelingsproces worden zich ontwikkelende individuen met een hoge gevoeligheid voor sociale nieuwigheid buitensporig blootgesteld aan sociale bedreiging cues, beloond voor het onderdrukken van hun emotionele expressie of afgestraft voor het uiten van hun emoties.
2
Hierdoor ontwikkelen zij een sterke oriëntatie op en selectieve aandacht voor sociale bedreiging cues, selectieve activatie van herinneringen aan eerdere negatieve sociale interacties, gebrek aan onderscheid tussen sociale bedreiging en sociale veiligheid cues en aanhoudende vermijding van sociaal veilige situaties. In sociale situaties die veilig zijn wordt en blijft het stress systeem toch geactiveerd. Anderen worden niet vertrouwt en als bedreigend beoordeeld en de sociale leerkanalen blijven gesloten.
3
Gewenning aan negatief affect em een hoog vermogen om negatieve mentale toestanden te tolereren verminderen de kans op overbelasting em feedback van anderen dat het niet goed lijkt te gaan. Vermijding van relationele risico's (kwetsbare zelfonthulling) leidt tot gebrek aan aanbod van hulp. Gebrek aan correctieve feedback leidt tot verminderd bewustzijn van gebieden waarop verandering nodig is, waardoor sociale interacties negatief en niet-belondend blijven.

Ontwikkeling

  • 1923Freud

    In het boek The ego and the id introduceert de Oostenrijkse psychiater Sigmund Freud zijn functionele theorie van de persoonlijkheid als bestaand uit drie functies: de 'id' met impulsvorming als functie, de 'ego' met realiteitstoetsing als functie en de 'superego' met sociale oordeelsvorming als functie.
  • 1935Lewin

    In het boek A Dynamic Theory of Personality introduceert de Duits-Amerikaanse psycholoog Kurt Lewin zijn dynamische theorie van de persoonlijkheid, waarin minder aandacht is voor statische, onveranderlijke concepten en meer aandacht voor iemands dynamische, veranderlijke gemoedstoestand als factor die iemands gedrag beïnvloed.
  • 1950Block & Block

    De Amerikaanse ontwikkelingspsychologen Jack en Jeanne Block promoveren op de toepassing van Lewin's model op Freud's concept van de ego. Zij introduceren de concepten ego-beheersing en ego-elasticiteit.
  • 2015Lynch

    In het artikel Radically Open-Dialectical Behavior Therapy for Disorders of Over-Control introduceert de Britse klinisch psycholoog Thomas Lynch het concept 'stoornis van overcontrole' en vernieuwt hij de theorie van Block en Block op basis van recenter onderzoeker.

Betekenis voor autismevriendelijk Nederland

 
In een autismevriendelijk Nederland is de groep even goed voor overbeheersers als overbeheersers voor de groep zijn. Er is niet alleen aandacht voor "dramatische" stoornissen zoals borderline, anti-sociale persoonlijkheidsstoornis, gedragsstoornis en bipolaire stoornis, maar ook voor de stille wanhoop van mensen met een stoornis van overbeheersing.
 

Comments are closed.