Overbeheersing wordt hierbij gekenmerkt door (1) een hoge gevoeligheid voor nieuwe, afwijkende of onverwachte sociale prikkels en de neiging om ongestructureerde, onduidelijke en onvoorspelbare sociale situaties te vermijden, (2) een sterke neuroactivatie in reactie op prikkels die wijzen op de mogelijkheid van sociale bestraffing en een sterke neiging om risicovolle of mogelijk schadelijke sociale situaties te vermijden, (3) een lage gevoeligheid voor aanwijzingen dat sociale situaties die eerder onveilig waren of aanvankelijk onveilig leken nu veilig blijken te zijn en een sterk aanhoudende vermijding van dergelijke situaties, (4) een normale gevoeligheid voor prikkels die wijzen op een sociale beloning, maar een zwakke neiging om die direct te benaderen en (5) een sterke neiging om overweldigd te worden in sociale situaties en om het neurosysteem automatisch te deactiveren of mogelijkheden tot het deactiveren van het neurosysteem te benaderen.