1900Freud
In The Interpretation of Dreams verwijst de Oostenrijkse psychiater Sigmund Freud naar "tijdelijke regressie" als een tijdelijke terugval in een eerdere fase van psychologische ontwikkeling. In situaties van stress kunnen mensen hun normale manier van functioneren loslaten en zich als verdediging tegen ongewenste gedachten of impulsen terugtrekken tot meer primitieve gedragspatronen, die ze eerder in hun ontwikkeling gebruikten.
1936Piaget
In het boek
The Origins of intelligence in Children beschrijft de Zwitsers psycholoog Jean Piaget als eerste op systematische wijze de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Deze ontwikkelen bestaat uit het bereiken van het vermogen om (1) mentale representatie te vormen van een object (mentaliseren), waardoor het mogelijk wordt om te begrijpen dat een object nog steeds bestaat, ook al kun je het niet meer zien (objectpermanentie), (2) gebruik te maken van tekens die verwijzen naar iets anders dan zichzelf (symbolisch denken), (3) het perspectief van een ander aan te nemen (het tegenovergestelde van egocentrisch denken) en (4) na te denken over abstracte concepten en veronderstellingen te testen (formeel operationeel denken).
1943Maslow
In het boek
A Theory of Human Motivation maakt de Amerikaanse klinisch psycholoog Abraham Maslow onderscheid tussen vijf niveau's van menselijke behoeften, waaronder de basisbehoefte aan veiligheid. Maslow noemt dit een basisbehoefte, omdat een gebrek aan vervulling in deze behoefte vervulling van hogere behoeften in de weg staat. Later schaart Maslow de behoefte aan voorspelbaarheid en zingeving onder een aparte, hogere categorie van
cognitieve behoeften.
1944Asperger
1946Klein
In het artikel '
Notes on some schizoid mechanisms' introduceert de Oostenrijks-Britse ontwikkelingspsycholoog Melanie Klein de 'paranoïde-schizoïde positie'. Klein spreekt van een 'positie' omdat het niet gaat om een 'fase' van ontwikkeling die het kind op een gegeven moment ontgroeid, maar om een manier van omgaan met jezelf en anderen die nooit volledig opgegeven wordt en op elk moment weer geactiveerd kan worden. Op latere leeftijd gaat het bij een 'positie' dus om een voorbijgaande regressieve gemoedstoestand, die vooral bij stress geactiveerd wordt.
1950Erikson
De Duits-Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Erik Erikson publiceert het boek
Childhood & Society, waarin hij zijn theorie over de psychosociale ontwikkeling van het kind introduceert. Erikson maakt onderscheid tussen verschillende ontwikkelingsstadia, waarbij elk stadium bestaat uit een uitdaging in het balanceren tussen twee extremen. In de eerste fase moet, voor het ontwikkelen van "hoop", zowel "wantrouwen" als "vertrouwen" begrepen en geaccepteerd worden.
1960Benda
In een boek over verstandelijke beperking stelt C.E. Benda dat de oorzaak van autisme bestaat in een onvermogen tot abstract denken. "In het onderscheiden van autisme van andere vormen van mentale stoornissen moeten we zeggen dat het autistische kind niet mentaal achterlijk is in de gebruikelijke zin van het woord, maar een kind met een inadequate vorm van mentalisatie, die zich manifesteert in het onvermogen om symbolische vormen te hanteren en een abstracte houding aan te nemen. Deze kinderen hebben een specifieke stoornis in de abstractie, wat een belangrijk onderdeel is van menselijke intelligentie, maar niet hetzelfde is als verstandelijke beperking."
1963Marty & de M’Uzan
In het artikel La pensée opératoire introduceren de Franse psychoanalytici Pierre Marty en Michel de M'Uzan het concept "operatief denken" als een manier van psychische functioneren waarbij het vermogen tot symbolisch denken ontbreekt. Operatief denken kan tot psychosomatisch symptomen leiden in de zin dat patiënten hun aandacht richten zich op de symptomen van hun lichaam in plaats van hun emoties of gedachten. Patiënten kunnen vaak moeilijk woorden vinden om hun emoties uit te drukken. Dit fenomeen wordt ook wel alexithymia genoemd, een bijverschijnsel dat bij zo'n 50% van de autisten voorkomt.
1967Bettelheim
De Amerikaanse filosoof Bruno Bettelheim publiceert het boek The Empty Fortress. Even als Fonagy stelt Bettelheim dat verwijtbare verwaarlozing slechts een van de mogelijke oorzaken is voor het ontstaan van een verlies van basisvertrouwen. Een andere oorzaak is de neurobiologische kwetsbaarheid van het kind, waarbij autistische belichaming één van de risicofactoren is.
1969-1980Bowlby
In de driedelige serie Attachment and Loss (1969, 1973, 1980) beschrijft de Britse psychiater John Bowlby het proces van The making and breaking of affectional bonds (1979) en het ontwikkelen van A secure base (1980). Met deze "hechtingstheorie" biedt Bowbly een verklaring voor de stoornissen die ontstaan in de ontwikkeling van de persoonlijkheid als gevolg van ongewenste scheiding en verlies van mensen aan wie we gehecht zijn. Bowlby beschrijft hechting als "de neiging van mensen om sterke affectieve banden te vormen met specifieke anderen".
1984Kernberg
In het boek Severe Personality Disorders: Psychotherapeutic Strategies stelt De Oostenrijks-Amerikaanse psychoanalist Otto Kernberg dat de kern van de borderline persoonlijkheidsorganisatie bestaat in het ontbreken van het vermogen om zichzelf en anderen op een geïntegreerd en emotioneel betekenisvolle wijze waar te nemen. Hoewel de egofunctie (realiteitstoeting) bij patiënten met borderline intact is, kan deze onder stress tekortschieten.
1985Baron-Cohen
In het artikel
Does the autistic child have a "theory of mind"? introduceert de Britse psycholoog Simon Baron-Cohen zijn theorie over autisme als geestesblindheid: de hypothese dat autisme gekenmerkt wordt door een
onvermogen tot mentaliseren dat veroorzaakt wordt door
structurele defecten in bepaalde hersengebieden. De mentalisatie theorie stelt echter dat het in psychopathologie niet perse gaat om de totale afwezigheid van mentaliserend vermogen als wel om het verlies daarvan in bepaalde contexten. Reflectief vermogen is zowel een stabiele eigenschap als een veranderende gemoedstoestand, die afhangt van de situationele en relationele context.
1989Fonagy
In het artikel On tolerating mental states: Theory of mind in borderline patients gebruikt de Hongaars-Britse klinisch psycholoog Peter Fonagy de term 'mentalisatie' voor het eerst in relatie tot de ontwikkeling van de borderline persoonlijkheidsstoornis. Problemen in de mentale verwerking in borderlinetoestanden waren al wel eerder opgemerkt, maar niet in termen van een verlies van mentaliserend vermogen dat verband houdt met de vroege ontwikkeling. Ook de geschiedenis van onveilige hechting in borderlinepatiënten was eerder opgemerkt, maar niet in verband met een gebrek aan ontwikkeling van mentaliserend vermogen.
1991Fonagy e.a.
1997Fonagy & Target
In het artikel
Attachment and reflective function: Their role in self-organization stelt Fonagy dat het voor het vaststellen van mentalisatieproblemen niet voldoende is om in onderzoek of behandeling het algemene mentaliserend vermogen te beoordelen of de activiteit in de betrokken hersengebieden te meten, zonder daarbij aandacht te besteden aan de context. Er kan sprake zijn van een typisch ontwikkeld mentaliserend vermogen, terwijl dit vermogen verloren kan gaan in relationele contexten waarin maladaptieve schema's geactiveerd worden.
2007Skårderud
In
deel 1,
deel 2 en
deel 3 van de serie
Eating One's Words stelt de Noorse psychiater Finn Skårderud dat psychopatalogie bestaat in terugval van representatief denken ('symbolisation') naar fysiek denken ('literalisation') als reactie op de dreiging van interne fragmentatie. In deze letterlijke modus functioneert de belichaming van de patiënt (het fysieke) als brongebied voor het heel concreet vorm en expressie geven aan emoties en gedachten (het mentale). Lichamelijke toestanden representeren de mentale toestanden van de patiënt. Wanneer de mentale werkelijkheid slecht geïntegreerd is neemt het lichaam een excessief centrale rol aan in de handhaving van de continuïteit en samenhang van de zelf.
2007Sharp e.a.
In het boek
Social Cognition and Developmental Psychopathology draagt Simon Baron-Cohen een hoofdstuk bij over geestesblindheid bij mensen met autisme en Fonagy een over mentalisatie bij mensen met borderline. In het inleidende hoofdstuk classificeren de samenstellers Baron-Cohen zijn model als intrapersoonlijk (focus op processen binnen de persoon zelf, zoals aandacht) en biologisch (nadruk op een genetische blauwdruk en neurobiologische oorzaken). Daarmee staat het tegenover het model van Fonagy, dat de kwaliteit van sociale cognitie ziet als afhankelijk van de sociale context en de ontwikkeling ervan als gedreven door sociale interacties (interpersoonlijk, contextueel). De behandeling die Baron-Cohen voorstelt richt zich dan ook op gecomputeriseerde vaardigheidstraining, terwijl de behandeling die Fonagy voorstelt plaatsvindt binnen een therapeutische relatie.