Innerlijk conflict

Autistische persoonlijkheidsproblematiek bestaat vaak in een innerlijk conflict tussen een autistische id (kind), een niet-autistische super-ego (ouder) en een zwakke ego (volwassene).

Belang

 
Innerlijke conflict is het proces waarin tegengestelde driften met elkaar in conflict blijven en niet opgelost worden.
 

De normale ontwikkeling

1
Kinderen ontwikkelen zich in verschillende fasen, waarin verschillende biologische of evolutionair bepaalde behoeften (driften) leiden tot verschillende zelfregulerende mechanismen, waardoor het kind bevrediging van deze behoeften zoekt. In iedere fase maakt de sociale omgeving deze mechanismen en de behoeftebevrediging van het kind mogelijk en begrensd het deze.
2
In de eerste fase moet het kind bijvoorbeeld door het gaan huilen en het zuigen aan de borst komen tot bevrediging van zijn of haar behoefte aan voeding. Dit gebeurd in interactie met de moeder, die deze activiteit zowel mogelijk maakt (door te reageren op het huilen en de borst aan te bieden) als begrenst (door de borst niet permanent beschikbaar te geven).
3
Elke fase hangt samen met een specifieke oppositie tussen twee tegengestelden driften (conflict), waartussen het kind een middenweg moet vinden wil het zich gezond ontwikkelen. In de tweede fase moet het kind bijvoorbeeld een middenweg vinden tussen de biologisch bepaalde impuls om zich te laten gaan of de sociaal aangeleerde impuls om zich te beheersen.
4
De somatische behoeften en de motorische activiteiten van het kind vormen de basis van diens psychische ontwikkeling. Het laten gaan en vasthouden van de ontlasting vormt bijvoorbeeld de basis van het beheersen van het gedrag. Het leren doorslikken of uitspugen van het voedsel dat het kind aangeboden krijgt vormt de basis van het afwijzen of assimileren van de ideeën die het kind aangeboden worden.
5
Zodoende vormt de persoonlijkheid van het kind zich in de vorm van drie functionele structuren, waarmee het zichzelf in stand houdt. De id is de onbewuste structuur, dat bij de geboorte aanwezig is en niet veranderd. De functie van de id is het instandhouden van het organisme door het opvolgen van diens driften en bevredigen van diens behoeften (plezierprincipe).
6
De superego ontwikkelt zich wanneer het kind opgroeit. Deze structuur omvat de normen en waarden die het kind geleerd heeft. Het kijkt niet naar plezier of werkelijkheid, maar streeft naar het realiseren van een ideaalbeeld waar de persoon aan moet voldoen. De functie van de super-ego is belangenconflicten met anderen te voorkomen.
7
De ego ontwikkelt zich eveneens wanneer het kind opgroeit. De functie van de ego is het onderhouden van contact met de werkelijkheid, zodat het doordachte en verantwoorde besluiten neemt (realiteitsprincipe). Bij conflicten tussen deze drie structuren is het de functie van de ego om te 'bemiddelen' tussen de biologisch en evolutionair bepaalde impulsen van de id en de sociale ontwikkelde normen van de super-ego.
8
Om zich te beschermen tegen bedreigingen uit de omgeving maakt de geest gebruik van verschillende afweermechanismen. Deze afweermechanismen zijn in zichzelf natuurlijk, creatief en gezond.
9
Naast externe afweermechanismen zoals wegrennen, het hoofd afwenden, de neus dicht knijpen, heel stil blijven staan, schelden of vechten leert het kind ook om gebruik te maken van interne afweermechanismen, die hun basis vinden in dergelijke extere ervaringen. Het kind kan bijvoorbeeld intern wegrennen of het hoofd afwenden door geen contact meer te maken met zijn of haar lichamelijke impulsen.
10
Op deze manier kan een drift niet (zelf) ervaren worden, maar door de super-ego ingegeven worden (introjectie). Ook kan de drift wel gevoeld worden, maar omgezet worden in het tegenovergestelde gedrag (reactievorming), toegewezen worden aan iemand anders (projectie) of tegen de zelf gericht worden in plaats van tegen de ander (retroflexie).

Autisme

1
Wanneer het kind er in een van de ontwikkelingsfasen niet in slaagt om het conflict tussen beide tegenstellingen op te lossen kan dit leiden tot het in stand houden van het bij één van beide tegenpolen behorende gedrag (fixatie). In de fase waarin zelfbeheersing geleerd moet worden kan bijvoorbeeld 'impulsiviteit' ontstaan wanneer het kind te weinig gereguleerd wordt of 'overcontrole' wanneer het teveel gereguleerd wordt.
2
De zelfregulatie of behoeftebevrediging van het kind kan op verschillende manieren geblokkeerd worden: (1) doordat bepaalde evolutionair bepaalde zelfregulerende mechanismen permanent uitgeschakeld worden (bijv. boos worden), (2) doordat bepaalde sociaal aangeleerde mechanismen niet goed aangeleerd worden (bijv. impulsbeheersing) of (3) doordat het aangeleerde en verwachte gedrag niet goed aansluit bij de aangeboren impuls (bijv. de biologische impuls is homoseksueel, maar de geleerde norm is heteroseksueel).
3
Dergelijke blokkades kunnen ontstaan door (1) het tekortschieten van de sociale omgeving van het kind, waardoor basisbehoeften niet zijn bevredigd of geen goede middenweg is gevonden of (2) het zich tijdens de ontwikkeling, al of niet voor of na de geboorte, voordoen van een neurobiologische of psychische beschadiging, waardoor de gezonde afweermechanismen op chronische, selectieve en onbewuste wijze ingezet worden.
4
Door hun autistische belichaming ervaren autisten andere vaak impulsen (bijv. woede) in contexten waarin anderen die niet ervaren. Wanneer het uiten van deze impulsen teveel afgestraft wordt kan het kind deze tegen zichzelf gaan keren (retroflexie).
5
De meeste autisten worden opgevoed in een context waarin niet-autisten bepalen wat normaal, nuttig en zinvol is. Zij moeten voldoen aan dezelfde norm of hetzelfde ideaal als mensen met een niet-autistische belichaming. Wanneer zij deze normen over nemen en daarmee afstand nemen tot hun eigen beleving ontstaat een te sterke niet-autistische super-ego.
6
Autisme kan leiden tot een innerlijk conflict tussen een teveel onderdrukte autistische id, een te sterke of te zwakke neurotypische super-ego en een zwakke autistische ego in een neurotypische sociale omgeving. Voor het oplossen van dit conflict is het het nodig dat de patiënt zich bewust wordt van dit conflict.

Ontwikkeling

  • 1905Freud

    In zijn Three essays on the theory of sexuality stelt de Oostenrijkse psychiater Sigmund Freud dat de bio-psychologisch ontwikkeling van het kind bestaat uit een verschillende fasen.
  • 1923Freud

    In het boek The ego and the id stelt Freud dat de menselijke geest bestaat uit drie delen, de id, ego en superego.
  • 1950Erikson

    De Deens-Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Erik Erikson publiceert het boek Childhood & Society, waarin hij zijn theorie over de psychosociale ontwikkeling van het kind introduceert. Even als Freud maakt Erikson onderscheid tussen verschillende ontwikkelingsstadia, waarbij elk stadium bestaat uit een uitdaging in het balanceren tussen twee extremen. In tegenstelling tot Freud richt Erikson zich echter niet zo zeer op de biologische behoeften van de id, maar op de sociale aanpassing van de super-ego. Zijn model is dus meer sociaal-psychologisch.

Betekenis voor autismevriendelijk Nederland

 
In autismevriendelijk Nederland worden mensen met autisme en persoonlijkheidsproblematiek geholpen om het contact met hun id (kind) te herstellen, het beheer van hun ego (volwassene) te versterken en de invloed van de super-ego (ouder) te versterken. Daarbij wordt duidelijk gemaakt dat alle zelfregulerende mechanismen op zichzelf normaal en gezond zijn en dat juist het inflexibele, ongecontroleerde of gebrekkige gebruik ervan leidt tot beperkingen in de bevrediging van de eigen behoeften of beschadiging van anderen.
 

Links

Innerlijk conflict
International Psychoanaltical Society, Website

Comments are closed.