Autisme bestaat uit sterke en zwakke kanten
Wanneer men kijkt naar het gedrag van autistische kinderen dat vindt men vooral tekorten en afwijkingen in (a) de verhouding tot andere mensen, (b) de beleving van het eigen lichaam en (c) de omgang met. Het eerste wat de ouders van autistische kinderen bevreemd is dat zij hen niet aankijken, dat hun blink niet te vangen is. De ouders hebben het gevoel dat zij geen contact met het kind krijgen. Het tweede is dat autistische kinderen het verschrikkelijk vinden dat de een ander aan hen komt. Het derde is dat ze materiaal op een andere manier gebruiken dan waar het voor bedoeld is. Daar staat tegenover dat zij zich, wanneer ze eenmaal contact met iemand hebben gekregen zich vaak zeer sterk hechten. Ook hebben ze vaak een zeer goed intellect en geheugen.
Goede diagnostiek is belangrijk
Voordat je definitief het behandelplan van een autistisch kind vaststelt moet er eerst een anamnestisch, psychiatrisch en psychologisch onderzoek hebben plaatsgevonden. Gewapend met gegevens, versterkt door anamnese en psychiatrisch diagnose, en mede voorgelicht door de eigen observatiegegevens stelt de orthopedagoog het behandelplan vast. Gedurende de observatieperiode tracht de orthopedagoog nauwkeurig al het gedrag van het kind vast te leggen en een zo juist mogelijk beeld van het kind te krijgen, zo zuiver mogelijk te onderscheiden wat de ontwikkelingstekorten zijn.
Behandeling moet ontwikkelingsgericht zijn
Uitgaande van het normale leeftijdsbeeld, gaat de orthopedagoog na welke aspecten van het gedrag van het kind achter lopen of ontbreken. De orthopedagoog tracht het kind die hulpmiddelen te geven, het in die sociaal-emotioneel en materiële omstandigheden te brengen, die het kind nodig heeft om zich te kunnen ontplooien. Men tracht de sfeer en de situatie zo te maken dat het kind juist die gunstige mogelijkheden in de aanleg, die tot dan toe niet, of niet voldoende tot ontplooiing kwamen, kan realiseren.
Behandeling moet aansluiten bij wat er al is aan sterke kanten
Aansluitend bij wat er wél is, probeert de orthopedagoog op niveau te brengen wat achter is, tot ontwikkeling te stimuleren wat ontbreekt. Men probeert op elk niveau de beter of goed ontwikkelende functies zó te hanteren dat zij in dienst komen te staan van de ontwikkeling van wat achtergebleven is.
Behandeling moet aansluiten bij waar mensen met autisme plezier in hebben
Wanneer een autistisch kind van puzzelen houdt, maar weinig interesse in anderen heeft, ga dan uit van zijn of haar plezier in puzzelen en probeer via de puzzel, waar het kind veel belangstelling voor heeft, de aandacht te leiden naar de ander, waar het kind nog weinig belangstelling voor heeft, maar waarvoor de belangstelling van het kind wel te wekken is. Evenals men het genieten van het water gebruikt als uitgangspunt om te komen tot het zich door het water durven laten dragen, zo grijpt men plezier in schommelen aan om hen te brengen tot zich laten schommelen. Komen deze kinderen in de puberteit, dan gaan zij op een gegeven moment zichzelf vergelijken met anderen en zien dat zij op bepaalde punten tekortschieten. Van daaruit worden zij vanzelf gemotiveerd om zich in te spannen om zich te ontwikkelen.
Vaktherapie is belangrijk
Veel autistische kinderen hebben eigenlijk maar één gezichtsuitdrukking. Met hun starre gezicht bepalen zij hoe anderen op hen reageren. Komt er variatie van expressie bij hen dan kan de andere ook anders om hen reageren. Daarom moeten autistische kinderen mimiekoefeningen doen, zodat verandering in hun uitwendige gedrag zijn weerslag vindt in hun innerlijke. Ik behandelde bijvoorbeeld een 12-jarige jongen, die praktisch maar een uitdrukking kende. Toen het hem naar enige gezichtsgymnastiek lukte om een andere expressie te krijgen raakte hij sterk geëmotioneerd. Door zelf een andere mimiek te vertonen, beleefde hij voor het eerste de bijbehorende ervaring, en kreeg hij pas begrip van de betekenis van de mimiek van anderen. Ook bewegen op muziek en spelen in het water werkt goed.