Ik onderzoek mijn kant van de situatie
Ik stel mijn boosheid voor als een bozig kind en ga als volwassene vol aandacht met dat kind in gesprek. "Dus jij bent er super boos van. Nou, vertel eens, wat is er gebeurd? Waarom ben je zo boos?" In eerste instantie zal het antwoord zijn: "Ik ben boos omdat er iets in mijn weg staat." Uit dit antwoord blijkt dat mijn bozige kind de aandacht nog steeds gericht heeft op het obstakel. Maar als ik doorvraag, "Wat maakt dat obstakel zo erg?", zal het bozige kind antwoorden, "omdat het in de weg staat van mijn doel." Met dit doorvragen wend ik de aandacht van mijn bozige kind van het obstakel naar het doel. Ik vraag nog verder door, "hoe voelt dat?" en het antwoord is "Ik vindt het zo jammer. Ik wordt er verdrietig van." Daarmee ben ik bij mezelf gekomen, bij de behoefte die onder mijn doel ligt. Ik had een behoefte, maar die is niet vervuld. Naar buiten toe voel ik boosheid, maar van binnen voel ik teleurstelling, angst, verdriet of pijn. Als deze emoties er niet waren geweest, was ik ook niet zo boos geworden.
Ik eigen me projecties toe
Ik erken dat ik - vanuit mijn boosheid bekeken - eerder mezelf zag dan de ander, en geef toe dat het negatieve gedrag dat ik aan de ander toeschrijf eigenlijk verwijst naar gedrag van mezelf. Zie ik de ander als "ongeïnteresserd in mij"? Dan erken ik dat mijn volwassen kant zelf een gebrek aan belangstelling toont voor mijn behoeftige kant. Zo begrijp ik nog beter mijn eigen bijdrage aan de situatie.
Ik onderzoek de andere kant van de situatie
Ik verlaat mijn boosheid even. Ik zet mijn eigen emoties, doelen en behoeften even opzij en vraag me af, "Wie is de ander eigenlijk? Waarom doet de ander zo? Wat zit er onder het gedrag van de ander?" Ik probeer het probleem vanuit de kant van de ander te begrijpen. Misschien lukt me dat niet zo goed, omdat ik het antwoord op deze vragen niet weet. Dat geeft niks. Het zijn dan mooie vragen om later, in het gesprek met de ander, aan de persoon zelf te vragen.
Ik eigen me overdacht toe
Negatieve overdacht is het herhalen van een script uit het verleden in het hier en nu, waarbij de ander gecast wordt voor de rol van de slechterik. Om overdracht te herkennen ga ik na welke gebeurtenissen uit het verleden meespelen in mijn boosheid. "Staat mijn boosheid in verhouding tot de aanleiding? Zo niet, wat maakt dat ik zo geraakt werd? Herken ik dat van vroeger?" Dan moet ik misschien erkennen dat mijn beeld van de ander als "vijand" gekleurd wordt door mijn eerdere ervaringen. Door dat te erkennen geef ik mijn vijandbeeld op. Zo komt mijn beeld van de ander meer overeen met de werkelijkheid.