Toestandenbenadering

Zoekt naar manieren om te verklaren waarom mensen met autisme zich opeens anders kunnen gaan voelen of gedragen in een situatie die onveranderd lijkt te zijn.

Belang

 
Autisme wordt vaak beschreven in termen van kenmerken, consistente patronen in de manier waarop mensen met autisme in hun gedrag verschillen van mensen zonder autisme. In tegenstelling tot een dergelijke kenmerkenbenadering tracht een toestandenbenadering van autisme te beschrijven hoe autistische mensen ten opzichte van zichzelf kunnen verschillen, wanneer ze in schijnbaar dezelfde situatie van ervaring of gedrag veranderen ten opzichte van het moment ervoor.
 

Autismepaspoort

 
Naam benadering toestandenbenadering (state approach)
Toepassing schematherapie
Tegenstanders trekken- of kenmerkenbenadering (trait approach)
 

Uitgangspunten

1
In de heersende opvattingen over autisme wordt autisme geconceptualiseerd in termen van 'autistische kenmerken', als stabiel veronderstelde gedragspatronen zoals het zich onthouden van initiatief tot interactie, het vermijden van oogcontact en het maken van stereotype lichaamsbewegingen zoals het fladderen met de handen.
2
Het is echter de vraag of het terecht is om dergelijke gedragingen als stabiele kenmerken op te vatten en of er niet ook ruimte zou moeten zijn voor een toestandenbenadering van autisme, waarin ook aandacht is voor autistisch gedrag als een reactie op een bepaalde situatie en voor kwalitatief verschillende geestestoestanden binnen de autistische persoon.
3
De persoonlijke beleving en het niveau van functioneren van een persoon met autisme zijn bijvoorbeeld niet gelijk in een toestand van normale prikkeling en een toestand van overprikkeling. Bovendien kan de switch van normale prikkeling naar overprikkeling van het ene op het andere moment plaatsvinden, waardoor de persoon die een moment geleden nog prima in staat leek tot het maken van oogcontact of het beantwoorden van vragen dat nu opeens niet meer kan, terwijl de situatie verder ongewijzigd lijkt.
4
Overmatige prikkels en andere kenmerken van een situatie kunnen het functioneren van mensen met autisme dermate verstoren dat dit interfereert met hun gedrag. Anderen hebben de neiging om de competentie van de patiënt voortdurend te overschatten of onderschatten, omdat ze er ten onrechte vanuit gaan dat de persoon met autisme steeds op hetzelfde niveau functioneert.
5
Het is zinvol om een toestandenmodel te ontwikkelen op basis waarvan een zelfrapportagevragenlijst kan worden opgesteld en therapeuten en anderen betrokkenen getraind kunnen worden in het analyseren van verschillende autistische toestanden.
6
Er zijn concrete richtlijnen nodig voor het voorkomen dat mensen met autisme in aversieve toestanden terecht komen en voor het handelen op het moment dat dit toch gebeurd.

Ontwikkeling

  • 1923Freud

    In het boek The ego and the id introduceert de Oostenrijkse psychiater Sigmund Freud zijn functionele theorie over de structuur van de persoonlijkheid als bestaat uit drie functies: de 'id' met impulsvorming als functie, de 'ego' met realiteitstoetsing als functie en de 'superego' met sociale oordeelsvorming als functie.
  • 1935Lewin

    In het boek A Dynamic Theory of Personality introduceert de Duits-Amerikaanse psycholoog Kurt Lewin introduceert een 'dynamische' theorie van de persoonlijkheid, waarin minder aandacht is voor statische, onveranderlijke concepten en meer aandacht voor iemands dynamische, veranderlijke gemoedstoestand als factor die iemands gedrag beïnvloed.
  • 1937Allport

    In het boek Personality: A psychological interpretation introduceert de Amerikaanse sociaal psycholoog Gordon Allport de kenmerkenbenadering ('trait approach') van de wetenschappelijke studie van de structuur van de persoonlijkheid. Volgens Allport is de persoonlijkheidstheorie van Freud te diepgravend en kan het gedrag van mensen eenvoudiger verklaard worden door te kijken naar de kenmerken waarin mensen van elkaar verschillen.
  • 1951Federn

    In het na zijn dood gepubliceerde boek Ego Psychology and the Psychoses introduceert de Oostenrijks-Amerikaanse psychiater Paul Federn het concept "ego-toestanden". Federn vond bewijs dat het gedrag en de subjectieve ervaringen uit eerdere ontwikkelingsperioden op latere leeftijd beschikbaar bleven en opnieuw geactiveerd konden worden.
  • 1957Frankl

    De Oostenrijks-Amerikaanse psychiater Georg Frankl schrijft een boek over autisme in de kindertijd. Hierin stelt hij (1) dat autisme "een speciale gemoedstoestand" is, (2) dat deze toestand niet perse abnormaal is, (3) dat deze toestand "in communicatie zijn met mensen" als tegenhanger heeft en (4) dat de gezonde persoon zijn toestand flexibel kan veranderen van autisme naar sociale communicatie, terwijl het iemand die meer autistisch is meer moeite kost om deze verandering te maken en iemand die compleet autistisch is hier totaal niet toe in staat is.
  • 1961Berne

    De Canadese psychiater Eric Berne publiceert het boek Transactional Analysis in Psychotherapy. Berne was een leerling van Federn en werkte zijn concept van ego-states verder uit. Hij maakt daarbij gebruik van Freud's structurele model, waarbij hij de id het "kind" noemt, de ego de "volwassene" en de superego de "ouder". Voor Berne is de verschuiving van één van deze toestanden naar de andere concreet waarneembaar in taalgebruik, lichaamshouding en gezichtsuitdrukking. Ook merkt hij op dat deze verschuivingen worden opgeroepen in de interactie (transacties) met de therapeut.
  • 1979Horowitz

    In het boek States of Mind: Analysis of Change in Psychotherapy introduceert de Amerikaanse psychiater Mardi Horowitz "configuratieanalyse" als het beschrijven van gedrag en ervaringen in termen van terugkerende toestanden. Aan het begin, midden en einde van de behandeling wordt een beschrijving gegeven van (1) de toestand van de cliënt in termen van gedrag (zelfpresentatie) en subjectieve ervaring en de congruentie tussen beide, (2) het bijbehorende beeld van zichzelf en de ander tijdens deze toestanden en (3) patronen van emotieregulering en informatieverwerking behorende bij deze toestanden.
  • 1996Beck

    In het hoofdstuk Beyond belief: A theory of modes, personality, and psychopathology past de Amerikaanse psychiater Aaron Beck zijn schematheorie aan op basis van de notie van modi: netwerken van cognitieve, affectieve en gedragsmatige componenten die samen een geïntegreerde subsector van de persoonlijkheid vormen en ontwikkeld worden om met specifieke problemen om te gaan.

Betekenis voor autismevriendelijk Nederland

 
In autismevriendelijk Nederland is niet alleen aandacht voor min of meer stabiele "autistische kenmerken" als verklaring voor de stabiliteit in het gedrag van mensen met autisme door de tijd heen en over verschillende situaties. Er is ook aandacht voor "autistische toestanden" als verklaring voor de verandering in het gedrag van mensen met autisme binnen dezelfde situatie, zoals het verlies van oogcontact of het opeens geen antwoord meer weten op een vraag, terwijl er een moment geleden nog 'niets aan de hand' leek te zijn.
 

Comments are closed.