Het stereotype dat autisten oogcontact vermijden leidt tot ontkenning van de mogelijkheid van het samengaan van oogcontact en autisme. Is iemand autistisch? Dan maakt die niet echt oogcontact. Maakt iemand wel oogcontact? Dan is die ook niet autistisch.
Ik vermijd oogcontact niet, maar zoek het ook niet op, omdat ik er weinig aan heb wanneer ik oogcontact maak. Ik kan zo goed als geen emoties aflezen aan de ogen. Ik zie ze wel bewegen, maar het zegt me verder niks. Ik heb zelf dan ook niet zo de behoefte om oogcontact te maken, al is het me wel aangeleerd om de ander aan te kijken als die tegen je praat.
Ik vermijdt oogcontact helemaal niet. Mijn probleem is eerder dat ik oogcontact te lang aanhoudt. Ik weet niet goed hoe lang je iemand aan hoort te kijken zonder gezien te worden als iemand die je zit 'aan te staren'.
Ik heb weinig problemen met het interpreteren van lichaamstaal. Het probleem ontstaat als ik gezichten moeten lezen. Bij oogcontact raak ik acuut overprikkeld, wat vreemd genoeg ook bijna direct weer over is zodra het oogcontact verbroken is.
Oogcontact is niet mijn favoriete bezigheid. Vooral bij onbekenden ga ik het uit de weg. Ik vind dat zo intens. Zeker als ik diegene niet goed ken. Ik kan het eigenlijk alleen bij mijn partner, kinderen, ouders en zussen.
Wanneer ik oogcontact maak dan kijk ik gewoon naar de ogen, niet naar de mond of de neusbrug. Ik zeg "wanneer", want ik doe het inderdaad niet altijd. Met name als ik gespannen of angstig ben kijk ik sneller weg. Maar ook dan hangt het af van de persoon. Ik vindt het bijvoorbeeld heerlijk om mijn dochter van 2 maanden in de ogen te kijken. Dat kan ik uren, nou ja minuten lang volhouden. Daar wordt ik juist rustig van.
Ik maak vrij slecht oogcontact. Ik moet het bewust inzetten, maar in de loop van een gesprek kijk ik vanzelf weer weg. Het is me teveel informatie. Het overprikkelt me en leidt me af van mijn eigen denken.