De non-verbale communicatie van autistische volwassenen is niet zo zeer afwezig als wel atypisch.
Ongemakkelijk voelen
Angst
Moeite met bepalen hoeveel oogcontact het beste is
Bang om de ander teveel in de ogen te staren
Mijn stemgebruik hangt af van het gespreksonderwerp. Wanneer ik het over mijn interesses heb, heb ik een zangerige toon (Zingen is ook een van mijn interesses). Anders heb ik de neiging om op een vrij vlakke toon te praten.
De toon van mijn stem en de uitdrukking van mijn gezicht worden vaak als boos, serieus of ongeïnspireerd opgevat. Ik heb geen idee hoe ik dat kan veranderen, maar het is een van mijn grootste uitdagingen. Het zorgt ervoor dat mensen mijn stemming of mijn intenties vaak verkeerd interpreteren. Mensen hebben vaak een erg negatieve indruk van mij, alleen vanwege mijn stem en gezicht.
Telkens wanneer ik een gesprek heb met twee neurotypische mensen valt het me op dat ze al snel stoppen met oogcontact maken met mij. Ze kijken nog wel naar mij wanneer ik iets zeg, maar wanneer ze zelf praten kijken ze alleen maar naar de ander. Ik doe dan bewust mijn best om oogcontact te maken, maar het zijn dan de neurotypische mensen die oogcontact met mij vermijden, wat nogal pijnlijk is voor mij.
Wanneer ik probeer om iets uit te leggen en de woorden niet kan vinden, bewegen mijn handen veel. Het is een soort instinctieve daad van frustratie of wanhoop. Meer dan dat het de communicatie helpt, is het een teken dat de communicatie faalt.
Ik vind het moeilijk om te zeggen wanneer mensen uitgepraat zijn. Ik val mensen voortdurend in de reden, waardoor het lijkt alsof ik een eikel ben. Ik stop zodra ik me realiseer dat ik iemand in de rede val, maar daarna gebeurt het vaak al snel weer opnieuw.
Oogcontact voelt voor mij als een bedreiging. Ik krijg gelijk een opwelling van angst wanneer ik probeer oogcontact te maken en kijk automatisch weg, hoewel ik deze neiging kan onderdrukken. Ook onderbreekt het de stroom van mijn gedachten. Het is alsof ik niet vloeiend kan praten wanneer ik oogcontact maak. En ik heb het gevoel dat ik niet goed weet wat de juiste hoeveelheid oogcontact is. Ik vraag me dan af, moet ik nu wegkijken of doorgaan met oogcontact maken.
Ik gebruik mijn handen voortdurend wanneer ik praat. Ik denk dat het komt omdat ik een beelddenker ben. Ik zie een beeld voor me en mijn handen schetsen het soort van na. Maar wanneer de ander geen beelddenker is hindert het meer dan dat het helpt.
Ik keek laatst een video van mezelf terug en was geschokt om te horen hoe vlak mijn stem klonk. Zelfs dingen die ik bedoelde als grap of dacht met enthousiasme te vertellen kwamen er vlak uit.
Ik glimlach niet wanneer ik geacht wordt te glimlachen. In plaats daarvan lach ik ongepast, wanneer ik negatieve emoties ervaar en er iemand anders in de buurt is. Wanneer ik boos wordt, glimlach ik en denken mensen dat ik een grapje maak. Wanneer ik verdrietig ben, glimlach ik en denken mensen dat ik doe alsof. Het is heel verwarrend.